Sinds de introductie van de Mijnwet in 1810 is het omgevingsrecht een feit. Gaandeweg is het omgevingsrecht uitgegroeid tot een divers en complex geheel van meer dan veertig wetten. De roep om vereenvoudiging van het omgevingsrecht werd door de jaren heen steeds sterker en kreeg in november 2009 politieke druk via de motie-Pieper. Daarna is in 2013 door het kabinet-Rutte II besloten om deze wetten te bundelen in de nieuwe Omgevingswet.
2009 Motie-Pieper (vraag om aanpassing en vereenvoudiging van bestaand omgevingsrecht)
2013 Voorstel Omgevingswet (Rutte II)
2019 Omgevingswet aangenomen door Tweede en Eerste kamer
In de periode tot 2021 kan een gemeente al oefenen met het opstellen van een omgevingsplan in de geest van de Omgevingswet.
2021 Inwerkingtreding Omgevingswet
Wanneer in 2021 de Omgevingswet in werking treedt, heeft een gemeente in formele zin al een omgevingsplan. Dat bestaat uit oude ruimtelijke plannen en verordeningen. De gemeente hoeft deze ruimtelijke plannen en verordeningen niet opnieuw vast te stellen. Maar de oude plannen en verordeningen zijn nog niet opgesteld volgens de regels van de nieuwe Omgevingswet.
De regels van de bruidsschat komen ook in het omgevingsplan. Dat zijn regels die nu nog op rijksniveau zijn opgenomen en in 2021 naar lokale overheden gaan.
2024 Gemeenten hebben hun omgevingsvisie klaar
Tot 2029 is er een overgangsfase waarin de gemeente nieuwe regels in het omgevingsplan moet opnemen ter vervanging van de oude ruimtelijke plannen en verordeningen. In het bestemmingsplan staan immers alleen ruimtelijke regels, maar in het omgevingsplan zullen veel meer regels, zoals over milieu en erfgoed, moeten staan. De regels van de bruidsschat kan de gemeente intrekken of wijzigen. Ook is er overgangsrecht voor bestaande ruimtelijke plannen en bepaalde verordeningen.
2029 Einde van de transitieperiode
Alle omgevingsvisies en omgevingsverordeningen moeten klaar zijn. Daarnaast vervalt het tijdelijke deel van het omgevingsplan. Dit betekent dat alles wat niet in het omgevingsplan is opgenomen per 1 januari 2029 van rechtswege vervalt.
De Eerste Kamer heeft met 41 voorstemmen en 29 tegen ingestemd met het voorstel om de Omgevingswet op 1 januari 2024 in te laten gaan. Er waren vier leden afwezig. De tegenstemmers, waaronder de fracties van GroenLinks, PvdA, PvdD, Fractie Otten en 50Plus, vinden dat het digitaal stelsel (DSO) niet op orde is en het te ingewikkeld is voor de burger. >>
Het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) is inderdaad lastig te doorgronden voor burgers, reageert minister Hugo de Jonge op zorgen van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Hij wil daarom dat burgers ‘expliciet worden meegenomen’ bij testen. De Afdeling wijst er ook op dat er ‘witte vlekken’ kunnen ontstaan, ofwel het gebrek aan actuele rechtspraak in de systemen. Daarover is De Jonge minder meegaand. >>
Na een urenlang debat heeft de Eerste Kamer gisteren een datum geprikt voor de stemming over de invoering van de Omgevingswet. Op 14 maart stemmen de parlementariërs of de Omgevingswet op 1 januari 2024 ingaat. Het wordt een hoofdelijke stemming. Het is nog niet helemaal duidelijk of de beoogde invoeringsdatum op voldoende steun kan rekenen. >>
Burgers moeten kunnen oefenen met het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO), anders wordt de rechtsbescherming uitgehold. Dat schrijft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in een brief aan de Eerste Kamer. Die debatteert dinsdag over de Omgevingswet. >>