Natuurinclusief bouwen is een vorm van duurzaam bouwen waarbij zodanig gebouwd en ingericht wordt dat een bouwwerk bijdraagt aan de lokale biodiversiteit en natuurwaarden. Stad en natuur zijn de laatste decennia steeds verder uit elkaar gegroeid. In Nederland zien we een flinke afname van de soortenrijkdom van fauna en flora. Natuurinclusief bouwen biedt hiervoor een oplossing. Bij natuurinclusief bouwen heeft de natuur een aantal voordelen. Denk bijvoorbeeld aan meer ruimte voor groen bij nieuwbouw, renovatie of herstructurering, wat bijdraagt aan de biodiversiteit en natuurwaarden.
Dieren, zoals vogels en vleermuizen, zijn afhankelijk van de stedelijke omgeving. Nieuwe huizen en kantoren bieden steeds minder verblijfplaatsen voor deze dieren. Natuurinclusief bouwen verhoogd onder meer de geluidsisolatie, luchtzuivering, waterbergingscapaciteit en warmteregulering in het stedelijk gebied (zie ‘klimaatadaptatie’). Het is mogelijk om mensen, dieren en planten in hetzelfde bouwproject een plek te geven. De mens is bovendien afhankelijk van de natuur.
Natuurinclusief bouwen is niet nieuw, het komt in een groot aantal projecten terug. Maar maatregelen voor natuur worden nog niet standaard toegepast in alle bouwprojecten. Volgens de opstellers van het manifest ‘Bouwen voor Natuur’ ontbreekt het aan een gelijk speelveld, normen en gemeenten stellen verschillende eisen.
Natuurinclusief bouwen komt steeds meer op de politieke agenda. In 2020 schreef minister Schouten in een brief aan de Tweede Kamer dat het niet zo mag zijn dat bouwontwikkelingen ten koste gaan van de natuur. Eind 2020 werd de motie natuurinclusief bouwen aangenomen in de Tweede Kamer. Daarin vraagt de Kamer om te onderzoeken of natuurinclusief bouwen kan worden opgenomen in het Bouwbesluit. Dit is een verzameling voorschriften die gelden voor het bouwen van een bouwwerk.
Net als mensen horen planten en dieren in de stad en net als mensen willen zij daar voedsel vinden, zich voortplanten, kunnen rusten, groeien en schuilen. Voor een hoogwaardige leefomgeving is het het van belang dat je al vroeg begint met het meenemen van een natuurinclusief ontwerpen in het planproces. Daarom moet in iedere fase van het bouwproces slim worden nagedacht over kansen voor natuur. Voor een deel is dat maatwerk. De invulling is afhankelijk van lokale omstandigheden en lokaal aanwezige soorten.
Volgens de RVO zijn er verschillende technische voorzieningen mogelijk voor natuurinclusief bouwen. Denk bijvoorbeeld aan inbouwkasten voor broedende vogels of voor vleermuizen en speciale dakpannen voor gierzwaluwen. Muurplanten zijn gebaat bij het gebruik van kalkhoudende mortel. Groene daken en groene muren zorgen voor een betere leefomgeving voor dier en mens. Door slim om te gaan met verlichting kunnen veel negatieve effecten op dieren worden voorkomen.
Vogelsoorten die in stedelijk gebied broeden zijn vaak gebonden aan vaste nestplaatsen in gebouwen. Bij verschillende nieuwbouwprojecten zijn er speciale inbouwneststenen. Deze neststenen kunnen in of aan de gevel worden aangebracht. Daarnaast kunnen ook faunaflats worden geplaatst in de openbare ruimte. Elke vogelsoort gebruikt zijn eigen specifieke neststeen. Deze neststenen worden speciaal gebouwd voor onder andere de huismus, gierzwaluw, huiszwaluw, boerenzwaluw en spreeuw.
Net als verschillende vogels, verblijven ook vleermuizen het liefst in gebouwen. Bij nieuwbouw kunnen vleermuiskasten heel makkelijk in de gevel worden ingepast. Er zijn speciale inbouwvleermuiskasten, die zowel zichtbaar als onzichtbaar worden geplaatst in de spouwmuur. Inbouw geniet de voorkeur, omdat het klimaat beter is voor de vleermuis. De open dilatatievoegen en kieren tussen woningen zorgen voor een goede paarverblijfplaats voor deze dieren.
Insectenhotels dragen bij aan een gezonde wilde bijen- en vlinderpopulatie in steden. Bijen en vlinders zijn een belangrijke schakel in de voedselketen voor dier en mens. Zij zorgen voor zestig procent van de kruisbestuiving van onze groenten en fruit. De insectenhotels en -stenen zijn geschikt voor bestaande bebouwing en nieuwbouw. Dit is goed voor de vlinder, wilde bij, kleine vos, dagpauwoog en verschillende koolwitjes en blauwtjes.
Groene daken zijn een verrijking van het stadslandschap en recreatie. Ze bieden een prima bodem voor verschillende dieren en planten en dragen daardoor bij aan de biodiversiteit. Groene daken zijn ook geschikt om regenwater op te vangen. Het opgevangen regenwater kan laten ingezet worden om bijvoorbeeld de daktuin van water te voorzien. Daarnaast renderen zonnepanelen beter op een groen dak, omdat ze het beste presteren bij een temperatuur van maximaal 25°C. Het groen zorgt hierbij voor de benodigde verkoeling.
Een geveltuin heeft veel te bieden aan zoogdieren, vogels en insecten. De beplanting is voor dieren een bron van voedsel. Denk bijvoorbeeld aan nectar, stuifmeel of bessen. Daarnaast biedt het een nestgelegenheid voor vogels en kan ook functioneren als tussenstap tussen grotere groengebieden. Daarnaast laat een geveltuin regenwater sneller in de bodem wegzakken. Het is de minst onderhoudsintensieve vorm van verticaal groen: bewatering en bemesting zijn niet of nauwelijks nodig. Vruchtdragende of zaaddragende soorten als wijnranken of bessen, bieden niet alleen voedsel aan vogels maar ook aan de bewoners van het huis. Geveltuinen kunnen goed worden gecombineerd met nestkasten van houtbeton voor mezen of de huismus. Vlinderstruiken, muskus kaasjeskruid, stokroos, lavendel, wilde marjolijn, wegedoorn, klimop en hulst bieden een belangrijke bijdrage aan biodiversiteit. Dit is goed voor de goed voor vlinder, wilde bij, vogel, vleermuis en kleine zoogdieren zoals egels.
De Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging (KNNV stelde een checklist op met 40 punten voor een duurzame natuurinclusieve leefomgeving. De lijst kan worden gebruikt bij het bouwproces (ontwerp en verbouwing), wat bijdraagt aan een groene en klimaatbestendige omgeving. Volgens KNNV moeten ontwikkelaars ten minste twintig van deze maatregelen toepassen in het ontwerp om natuurinclusief te bouwen.
Om Utrechters bewust te maken van de baten van bomen, is de gemeente een pilot gestart met informatiebordjes bij vier volwassen bomen. Op de borden staat onder andere hoeveel lucht de bomen zuiveren, hoeveel verkoeling zij geven, hoeveel regenwater en CO2 wordt afgevangen. Landelijke opschaling van het project zit in de pijpleiding. >>
In de Oosterparkwijk in Groningen wordt Nederlands eerste Michi-Noeki geopend. Dat is een ontmoetingsplaats, waar bewoners elkaar ongedwongen kunnen ontmoeten voor een praatje, een kop koffie, het toilet of een elektrisch oplaadpunt. Het van origine Japanse overheidsconcept is vertaald door architectenbureau Vollmer en Partners. De gemeente ziet de hub als mogelijke schakel in een netwerk voor deelmobiliteit. >>
Om de ruimtelijke opgaven van stad en land aan te pakken, moeten we verbindend inbreiden. Dat is de strekking tijdens ROm-live, waarin wethouder Gerdien Rots vertelde over de strategie van Zwolle: focussen op de complementaire waarde van verschillende stadsharten. ‘Steden opereren nu nog vanuit verschillende potjes, niet vanuit een heel systeem.’ >>
Amsterdamse huurders, vrije sectorhuurders in het bijzonder, wonen over het algemeen in een slechtere omgevingskwaliteit dan kopers. Dat blijkt uit onderzoek van de Universiteit van Amsterdam (UvA). Ook binnen de stad scoren kopers beter. ‘Belangrijk blijft het belang van woningen mixen, reageert hoogleraar Housing Systems Peter Boelhouwer (TU Delft). 'Daar moeten steden op sturen.’ >>