Op weg naar het Nieuwe Nederland: achteraf kunnen we dat gerust zeggen van de stappen die eind jaren tachtig van de vorige eeuw werden gezet. Midden jaren tachtig was het min of meer dood tij in de samenleving en dus ook in het denken over de ruimtelijke toekomst van Nederland. Toen treffend onder woorden gebracht door Theo Quené (RPD, VROM, WRR, SER, VROM- raad): ‘We hebben alle ingrediënten, maar weten niet meer welke taart we willen bakken’.
Gelukkig was er een onderstroom, die zich stortte op mogelijke toekomstbeelden voor ons land. Ik denk aan de professionals rond Nederland Nu als Ontwerp, de eerste Eo Wijers-prijsvraag en de Rijksplanologische Dienst. Zij zorgden voor het klimaat waarin achtereenvolgende kabinetten de stappen konden zetten waardoor ons land anno 2017 er uitstekend bij staat.
In het nazien heeft de opeenvolging van bewindslieden bij VROM tot een superresultaat geleid. Eerst was er ‘de ziener’ Pieter Winsemius (VVD). Hij inspireerde ons los te komen van het hier en nu en visies voor de toekomst van ons land te ontwikkelen. Toen kwam ‘de connector’ Ed Nijpels (ook VVD), die ons inspireerde om een brede maatschappelijke coalitie te vormen en de gedeelde visie goed voor het voetlicht te brengen. En toen kwamen ‘de doeners’ Hans Alders (PvdA) en Enneus Heerma (CDA), die het idee tot een uitvoerbaar plan wisten te smeden.
In het nazien zal de verdienste van Melanie Schultz van Haegen het tot stand brengen van de nieuwe Omgevingswet zijn. Daar hoef je geen glazen bol voor te hebben. Een wet die ruimte maakt voor de energieke samenleving, voor samenhangende besluitvorming zo dicht mogelijk bij de mensen en voor de wedergeboorte van de visie in overheidsland. Door de wet kunnen we het weer over de toekomst hebben. In 2015, tijdens het Jaar van de Ruimte, bleek hoezeer de professionals in het fysieke domein gemotiveerd zijn om hun rol in de samenleving daarbij te spelen.
Als je de startnota over de Nationale Omgevingsvisie leest dan moet je concluderen, dat het kennelijk niet de bedoeling van het kabinet Rutte II was om ook nog een visie op de toekomst van ons land te schetsen.
Met het verplicht stellen van een omgevingsvisie voor gemeenten, provincies en rijk heeft de Tweede Kamer de vraag ‘in welke stad, in welk land willen we leven?’ op de agenda gezet. Als je de startnota over de Nationale Omgevingsvisie leest dan moet je concluderen, dat het kennelijk niet de bedoeling van het kabinet Rutte II was om ook nog een visie op de toekomst van ons land te schetsen. Bij het lezen komt de uitspraak van Quené bij mij boven. Alles staat er zo’n beetje wel in, iedere Haagse afdeling heeft z’n eigen tekstblok en ‘tegel’, maar welke taart bakken we nu?!
Apart is dat in die hele nota geen enkele kaart van Noordwest-Europa of regio binnen ons land is opgenomen. Ook geen enkele duiding van de mogelijke toekomst van bijvoorbeeld de regio Amsterdam/Schiphol, de Rotterdamse haven, het Gronings aardbevingsgebied, de veenweiden van Holland en Friesland, de intensieve veehouderij in Oost-Brabant en Noord-Limburg en de regio Maastricht/Heerlen/Aken/Luik. Wel worden in het vierde hoofdstuk vier strategische opgaven voor het omgevingsbeleid geschetst. Dat zou het begin kunnen zijn van een grote stap naar de toekomst.
In het nazien is de combinatie van de (aankomende!) val van de muur, het perspectief van de globalisering en de nieuwe verhouding tussen markt en overheid in de ruimtelijke ontwikkeling van ons land een prachtige voedingsbodem geweest voor het Nieuwe Nederland, het Nederland van 2015 waar eind jaren tachtig aan werd gewerkt. Nu lijkt de combinatie van de klimaatopgave en de nieuwe verhouding tussen overheid en samenleving zo’n voedingsbodem voor het Nederland van Morgen. ‘Nederland kantelt’ van fossiel naar duurzaam, van lineair naar circulair, van uiteengelegde stad en land naar place making en van top down naar bottum based planning: ‘Next climate’, ‘next economy’, ‘next farming’, ‘next living’ en ‘next governance’.
Gunstig voor het kantelen is de brede nationale coalitie, die zich rond deze toekomst richting aan het vormen is: denk aan het samen optrekken van provincies, gemeenten en waterschappen, de geluiden uit ondernemersland (VNO-NCW: ‘next level’ en de projectontwikkelaars met ‘ruimte maken voor nationaal geluk’) en de groeiende groep van stad en landmakers.
Ook nu zal bepalend zijn welke personen de Eerste Nationale Omgevingsvisie gaan trekken, ambtelijk en bestuurlijk. Wie zullen in het nieuwe kabinet de rol van Winsemius, Nijpels, Alders en Heerema vervullen? Wie zijn de aanstekelijke leiders van het Nederland van Morgen? Ik heb van Pieter Winsemius en de mensen van Samen Pionieren[1] geleerd, dat voor een werkende visie anno 2017 drie seinen op groen moeten staan:
- Bezieling: een visie werkt alleen als het doet verlangen naar het land van morgen en dus tot het hart van velen spreekt.
- Interactie: de koers wordt pas gedeeld als vele mensen zich echt betrokken en gehoord voelen.
- Actie: en als ook het handelingsperspectief voor alle betrokkenen helder wordt (‘nextstep’).
Eind jaren tachtig werd de planning in Nederland opnieuw uitgevonden. Ons land was toen het voorbeeld voor vele landen in de wereld. Denemarken heeft daar z’n voordeel mee gedaan. En nu kunnen we van Denemarken leren wat je moet doen om succesvol te zijn. Ik ben hoopvol. De Omgevingswet geeft een niet te missen kans om onszelf opnieuw uit te vinden. Immers:
- Er is een grote overeenstemming over de grote opgaven van morgen.
- Er vormt zich een nationale coalitie van mensen en partijen, die ongeveer voor dezelfde toekomst gaan.
- En het bewustzijn, dat de toekomst vraagt om langetermijninvesteringen en ruimte voor experiment en initiatief neemt zichtbaar toe. Met het infrafonds, het Deltafonds en hopelijk ook een fonds voor de vernieuwing van stad en land kunnen we ervoor zorgen dat Nederland op de toekomst is voorbereid.
Ik wens Emiel Reiding (de nieuwe projectdirecteur nationale omgevingsvisie), Hans Tijl (directeur ruimtelijke ontwikkeling van IenM) en hun nieuwe politieke bazen veel bezieling, interactie en actie.
[1] Winnaars 9e Eo Wijersprijsvraag