Een betere afsluiting van het Jaar van de Ruimte hadden wij ons niet kunnen wensen. De vlam was in de pan gekomen door de noodkreet van een medewerker van Natuurmonumenten. De aandacht voor deze “prachtige, waardevolle kust waar we zo trots op zijn” (in de woorden van Joke Geldhof) betekende direct ook aandacht voor de rol, die van het Rijk verwacht mag worden bij de inrichting van ons land. En ook kwam (in ieder geval even) het belang van omgevingskwaliteit op de agenda.
Bij het zorgen voor voldoende omgevingskwaliteit in de toekomst gaat het niet alleen om de balans tussen rust en reuring, maar ook om de balans tussen privé en openbaar. “De kust is van ons allemaal” suggereert dat er in Noord-Holland voor gekozen wordt de kust als openbare ruimte te zien. Het volbouwen van het strand met vakantiehuisjes past daar dus niet in.
Het gedrag van bezoekers aan het strand laat echter de drang van mensen zien om in de openbare ruimte toch privéplekken te maken. Het annexeren van je eigen kuil is niet iets dat alleen Duitsers doen. Bij het voorbereiden van de tentoonstelling ONTMOETEN in de openbare ruimte van morgen is dat gedrag op het strand een gedeelde inspiratiebron geworden voor kunstenaars en ruimtelijke professionals.
Voor mij kwam het gedachtegoed van de architect Aldo van Eijck weer tot leven. Tussen de privéruimte en de openbare ruimte zijn tussenvormen, semi-openbare ruimten, mogelijk die voorzien in ons verlangen naar identificatie en veiligheid. “Op de drempel” kan de uitwisseling, de ontmoeting plaatsvinden.
Na de verkiezingen van 15 maart verschenen de kaartjes van de grote steden en van het hele land met de duiding van de grootste partij per wijk en per regio. In een stad als Den Haag liggen de DENK-wijken, naast die van de PVV, GroenLinks en VVD. Fysiek ontmoeten is belangrijk in een tijd van internet en binnenkort 5G. Het ideaal van sociaal-inclusieve steden en een sociaal-inclusief land lukt in de informatiesamenleving alleen als we moeite doen om mensen van “buiten onze bubbel” te ontmoeten. Waar zijn anno 2017 de tussenruimten waar je de mensen, die je niet automatisch in jouw buurt en op jouw werk tegenkomt, kunt ontmoeten?
Anne Seghers en Sjors de Vries van RUIMTEVOLK schreven daar een mooi essay over. Zij pleiten voor een nieuw mozaïek van gelijkgestemden, omdat geforceerd ontwikkelen van sociaal gemengde wijken niet werkt. Zij zien wel kansen in het mengen van wonen en werken en in de revival van de stadskern als kloppend hart en agora van de stedelijke samenleving. Tenslotte pleiten zij voor ruimte voor het initiatief van burgers en ondernemers en voor ruimte voor het onverwachte.
Beeldend kunstenaar Constant Dullaart en ook schaduwminister Marleen Stikker pleiten ervoor niet alleen naar het ontmoeten in de fysieke ruimte, de pleinen, straten en plantsoenen te kijken, maar ook naar de virtuele ruimte. Op internet zijn de openbare ruimte en de privéruimte ver te zoeken.
Bij de voorbereiding van de tentoonstelling ONTMOETING komt in veel bijdragen naar voren, dat je voor het ontmoeten van die andere ander ook ruimte en rust nodig hebt voor de ontmoeting met jezelf. De socioloog Kees Schuit pleit voor een goede balans tussen ik en wij en tussen wij en zij. Te veel “ik” is niet goed, te weinig ook niet. En voor “wij” geldt hetzelfde.
De vraag is natuurlijk wie bepaalt wat “goed” is. In zijn essay “Waard of niet” pleit Peter Paul Witsen voor een naar kwaliteit en samenhang zoekende benadering in plaats van snel en goedkoop ontwikkelen binnen veilige normen en regels. Als je aan alle voorschriften voldoet, heb je nog niet automatisch een mooie stad en een mooi land. Omgevingskwaliteit is maar beperkt in formules te vatten. Het vraagt om een samenspel tussen vaklui en de gebruikers van de ruimte. Die keuzes zijn te belangrijk om aan professionals, ambtenaren en bestuurders over te laten.
Samen stad maken en samen de goede balans tussen ik, wij en zij vinden vraagt om nieuwe vormen van gesprek. Theatermaakster Lotte van de Berg ontwerpt nieuwe vormen van dialoog in haar programma Building Conversations. Zoals het Parlement van de Dingen, waarin de waarden (niet de waarde) van objecten, zoals het regenwoud en de stad een actieve rol spelen. In Time Loop worden actuele dilemma’s besproken vanuit het perspectief van onze voorouders en onze nakomelingen.
De komende 25 jaar zal ons land weer op de schop gaan. We zullen bouwen aan circulaire steden en een circulair land, met 100% duurzame energie en voldoende ruimte om water tijdelijk op te slaan. Die verbouwing van Nederland biedt kansen om de kwaliteit van onze omgeving te verhogen en de mogelijkheid op ontmoeten, met jezelf, bekenden en onbekenden te vergroten.
Ik pleit voor een actieve houding van de Rijksoverheid daarbij. Voor City Deals met steden die zich inspannen voor een hoge kwaliteit van de openbare ruimte. Voor een stimuleringsprogramma gericht op het bevorderen van hoge omgevingskwaliteit. Niet om die taak over te nemen van de overheden op lokaal en regionaal niveau. Wel om hen in die cruciale taak met kennis, aandacht en soms een beetje geld te ondersteunen. Om de projecten waarvoor de Rijksoverheid zelf verantwoordelijk is maximaal te laten bijdragen aan omgevingskwaliteit op lokaal, regionaal en nationaal niveau.
En bovenal om te werken aan een land waar al die verschillende Nederlanders niet alleen naast elkaar, maar ook met elkaar leven. Volgens mij heeft de kiezer 15 maart jl daarom gevraagd.