Driekwart van de Nederlandse bevolking woont in een stedelijke omgeving. Wereldwijd geldt dat voor meer dan de helft van de mensen. Steden worden gezien als de huidige welvaartsmotoren; de plek waar mensen samenkomen om hun doelen te verwezenlijken. Dit bracht Benjamin Barber ertoe om in zijn boek If Mayors Ruled the World: Dysfunctional Nations, Rising Cities uit 2013 te stellen dat steden de sleutel in handen hebben om de huidige problemen op te lossen. En die problemen zijn er volop. We staan voor een aantal flinke uitdagingen, zoals de energietransitie, klimaatverandering, vergrijzing en migratie en integratie. Barber volgend moeten we onze hoop vestigen op steden om dit soort vraagstukken aan te pakken.
De realiteit is dat gemeenten beperkte mogelijkheden hebben en zien om te sturen. Zij zijn zoekend en hopen hun heil tegenwoordig te vinden in participatie, co-creatie, bottom-up, organisch ontwikkelen. Kleinschalig is in. Een gemeente die vooral faciliteert. Veel beleidsmemo’s kennen tegenwoordig een paragraaf over de gewenste nieuwe bestuursstijl. Een willekeurig voorbeeld uit een coalitieakkoord, in dit geval van de gemeente Ede:
“Dit college gaat ervan uit dat de samenleving zelf vaak krachtige oplossingen vindt voor maatschappelijke problemen. De motivatie van binnenuit bij inwoners, instellingen of marktpartijen om zaken voor elkaar te krijgen, maakt oplossingen vaak effectiever, creatiever en vooral meer gedragen.”
Ook andere gemeenten benadrukken steevast het belang van samenwerking en maatschappelijk initiatief. Dat is niet ten onrechte. Overheden hebben de kennis, macht en creativiteit nodig van maatschappelijke partijen. Op tal van plekken experimenteren overheden en andere partijen met nieuwe initiatieven en nieuwe samenwerkingsvormen. De schaal waarop wordt gewerkt is klein. In plaats van een eenmalige, grootschalige, projectmatige ingreep, wordt gefocust op een langduriger proces waarin stapsgewijs met kleinere projecten vorm wordt gegeven aan de stad van de toekomst. Dat betekent een andere rol en wijze van werken van gemeenten met als doel het lostrekken van initiatieven, het realiseren van onderaf en het ondersteunen van ideeën; een vraaggerichte faciliterende overheid.
Is dat wel voldoende?
Gaat een dergelijke sturingsfilosofie de uitdagingen waar we voor staan op een effectieve manier beantwoorden? Ik betwijfel dat. Een aantal van de grote opgaven lenen zich niet voor het varen op de persoonlijke motivatie en het eigen belang van individuen of kleine groepen; lenen zich niet voor een kleinschalige aanpak. Soms voelen partijen de urgentie nog onvoldoende. De massale protesten die de omvorming van ons landschap tot energielandschappen wijzen er bijvoorbeeld op dat mensen nog onvoldoende besef hebben van de noodzaak om onze energievoorziening met vaart te verduurzamen. Een enkele zonnepaneel op een dak is mooi, maar onvoldoende. Een andere oorzaak is dat op individueel niveau geen positieve kosten-batenverhouding optreedt. Onze woningvoorraad sluit bijvoorbeeld onvoldoende aan op de demografie van de toekomst. Maar een individuele huiseigenaar kan weinig uitrichten. Een derde oorzaak is dat sommige vraagstukken te complex zijn voor individuele partijen. Het klimaatbestendig maken van steden vraagt bijvoorbeeld inzicht in de hele regionale waterstructuur.
Mijn pleidooi aan gemeenten, ook met het oog op de lokale verkiezingsprogramma’s die partijen nu gaan schrijven, is om een krachtige, toekomstgerichte agenda te gaan maken voor de stad. Welke uitdagingen komen op de stad af? Hoe hangen die met elkaar samen? Wat zijn onderliggende trends? Welke partijen zijn betrokken bij het maken van de stad? De mogelijkheid om een dergelijke agenda te maken is er ook. In het kader van de Omgevingswet gaan gemeenten een Omgevingsvisie opstellen. Door vanuit de grote opgaven te vertrekken wordt voorkomen dat een dergelijke visie de problemen van gisteren benoemt en wordt de aandacht gericht op de oplossingen van morgen. Initiatief van gemeenten vanuit leiderschap is daarbij onontbeerlijk. En dat moet uiteraard in nauwe dialoog en samenwerking met de partijen in de stad. De stad aan zet, de gemeente aan zet. Sturen én loslaten.
Theo de Bruijn is als lector verbonden aan de masterclass De Agenda van de Stad, onderdeel van de Master of Urban and Area Development (MUAD), een gezamenlijke master van Saxion en de Hogeschool Utrecht. Daarnaast is hij directeur Stedenbouw en Landschap bij IAA Architecten.