Het aanleggen van spoor-, fiets- of autowegen, het verbouwen van steden en lucht- en zeehavens en het herinrichten van het land vraagt flink wat tijd. Er zit al snel 20 tot 25 jaar tussen het idee en de realisatie van projecten. Hoe zorg je ervoor dat je hier en nu wordt gevoed door de toekomst in plaats van door het verleden?

Ik stel die vraag omdat ik steeds weer voorbeelden zie van krachten in en rond de overheid, die er op uit zijn de kunstjes uit het verleden te herhalen. De ‘ijzeren ring rond Den Haag’ noemde Wubbo de Boer (voormalig DG bij EZ en V&W) dat ooit. Krachten die vaak te maken hebben met de belangen van grote bedrijven, of georganiseerde bedrijfstakken.

Ik noem de auto-industrie, de lucht- en zeevaart, de projectontwikkelaars en bouwend Nederland, de energieleveranciers, de grote spelers in de voedselketen en de grote spelers van de informatiemaatschappij.

Die clubs hebben een prima entree in de institutionele wereld, niet alleen naar de overheid, het politiek- bestuur en de ambtenarij, maar ook naar de wetenschap. De topsectoren zijn de afgelopen jaren zeer sturend geworden op kennis en innovatie. Geld stuurt en zorgt voor een behoudende agenda.

Dat zie je ook aan de thema’s die zijn ingestoken in de aanloop naar de verkiezingen: investeren in asfalt of openbaar vervoer, wel of geen groei van Schiphol, wel of niet bouwen in de wei, kiezen voor landbouw of voor natuur, kiezen voor economische groei of milieu, kiezen voor de Randstad of de rest van Nederland.

De cultuur in de instituties helpt ook niet mee om over de bestaande belangen heen naar de toekomst te kijken. Vaak is de interne energie immers gericht op het eigen voortbestaan ten opzichte van andere instituties. Ministeries tegen andere ministeries, gemeenten tegen andere gemeenten en tegen provincies. Dat helpt niet bij het ontvankelijk zijn voor de vaak subtiele geluiden van de pioniers, die in de praktijk met het Nederland van Morgen bezig zijn.

De vraag is dus hoe het publieke debat meer gevoed kan worden door de toekomst in plaats van door het verleden. Er zijn vast verschillende antwoorden op deze vraag. Vanuit mijn werk bij de rijksdienst kom ik op drie mogelijke “gamechangers”: inspirerende toekomstbeelden, aandacht voor maatschappelijke innovatie en een stopcontact voor vernieuwende praktijken.

Allereerst moeten vrije geesten, wetenschappers, onderwijzers, ruimtelijke ontwerpers en beeldende kunstenaars aan de bak.

Hoe kan je een wereld voorbij de lineaire economie, los van fossiel, voorbij de uiteengelegde stad en met verbinding tussen consumenten en producenten van voedsel met de aarde voorstellen? De verbeelding moet weer aan de macht hoor ik Maarten Hajer van de Urban Future Studio zeggen. Op de scholen investeren in #toekomstgeletterdheid stelt schaduwminister Tessa Cramer voor.  Ik hoop, dat deze beelden en de  geluiden van het Nederland van Morgen worden opgevangen door de oude en nieuwe media. Na de succesvolle VPRO-series “Nederland van boven”en “Onzichtbaar Nederland”, met prachtige beelden en verhalen over het Nederland van gisteren en vandaag, zou een vervolg over “Nederland van Morgen” prima passen.

Ten tweede hoop ik dat we een nieuw kabinet krijgen dat ontvankelijk is voor het Nederland van Morgen en maatschappelijke innovatie stimuleert

Een kabinet dat ruimte maakt en aandacht geeft aan maatschappelijke innovatie. Een kabinet, dat gebruik maakt van zieners en doeners, die zich vrij kunnen uiten los van de grote bestaande economische en institutionele belangen.

Bij de presentatie van het schaduwkabinet 2 maart jongstleden in Pakhuis de Zwijger sprak vrijwel iedere schaduwminister over het bouwen van het Nederland van morgen naast het Nederland van gisteren en vandaag.

Of het nu om #next economy, #next energy, #next living of #next farming gaat, steeds gaat het om radicale innovaties. De kleine plantjes van de toekomst, die de ruimte en de aandacht  moeten krijgen om te kunnen groeien. Maatschappelijke innovatie vraagt om stevige nationale programma’s, waar de technologische en bestuurlijke  vernieuwing in dienst staat van de kwaliteit van leven. Met oog op geluk, gezondheid, ruimtelijke kwaliteit. Voorbij fossiel, lineair en voorbij de huidige topsectoren.

Ten derde hoop ik, dat we een permanente verbinding kunnen organiseren tussen de systeemwereld van de overheid en de mensen, die in de praktijk bouwen aan het Nederland van Morgen.

Dan gaat het om ondernemende bewoners, ondernemende ondernemers (vaak mkb), ondernemende wetenschappers, ondernemende ambtenaren en ondernemende bestuurders. Het is indrukwekkend hoe deze pioniers, stap voor stap het Nieuwe Nederland naar boven halen. Vaak letterlijk.

Ik moet denken aan Roel Posthoorn van Natuurmonumenten. Hij is in staat de Markerwadden van het papier te halen. Daar is hij heel druk mee. Het is de moeite waard om zijn verhaal te vangen en te verbinden met de beleidsmakers in ‘Den Haag’.

Eén van de resultaten van het Jaar van de Ruimte is, dat zich een netwerk aan het vormen is van ‘verhalenvangers’, mensen die succes en faalfactoren van de pioniers op een rij zetten en die dat kunnen vertalen naar mogelijke handelingen van de overheid.  Het zou mooi zijn als ook mijn collega’s bij de Rijksdienst meer het land in zouden gaan, nieuwsgierig op zoek naar vernieuwende praktijken. Dan vormen wij samen het stopcontact van de systeemwereld met het Nederland van morgen!

Hans Leeflang is adviseur ruimtelijke activering van het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Bijna 45 jaar maakt hij zich al druk over de publieke zaak. In zijn columns voor Stadszaken deelt hij wat hem bezig houdt in de laatste 6 maanden dat hij in dienst is van de rijksoverheid.