Vorige week vrijdag in het FD: De Nederlandse landbouwsector heeft afgelopen jaar voor een recordbedrag van 85 miljard euro aan producten geëxporteerd. Uitgerekend het kleinste land ter wereld is de op een na grootste landbouwexporteur. Hoezo ruimtegebrek en overbevolking...

'Voedsel’ was een thema in de onvolprezen VPRO-serie ‘Onzichtbaar Nederland’. Het Kadaster, sponsor van de serie, organiseerde vorige week woensdag een meet-up naar aanleiding van de voedsel-aflevering. En voor een stedenjunk als ik leverde dat nieuwe inzichten op.

Om een agrarische grootmacht te worden, is heel wat nieuw land gemaakt en oud land op de schop gegaan. Het Kadaster heeft daar een stevige hand in gehad. En onder druk van economische veranderingen zal het platteland opnieuw op de schop gaan, zoals dat al eeuwenlang gebeurt.

De vraag is alleen hoe we dat op een verantwoorde wijze doen. ‘Hoe maken we niet alleen een productielandschap, maar ook iets waarop we over 50 jaar trots zijn’, benadrukte Henk Baas van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed op de bijeenkomst in Utrecht.

De uitdagingen reiken natuurlijk verder dan een zorgvuldige gebruik van het landschap. Zo moeten we:

  • In 2050 in de voedselzekerheid van 10 miljard monden voorzien;
  • De landbouwsector sterk verduurzamen om een verdere opwarming van de aarde tegen te gaan;
  • Voorkomen dat cruciale data die nodig zijn op grip te houden op de productieketen in verkeerde handen vallen.

Die laatste bullet gaat natuurlijk over de omstreden zadenproducent Monsanto, die niet alleen zaden levert, maar ook de onkruidverdelgers waar alleen hún zaden tegen bestand zijn. Zij leveren, in ruil voor cruciale data over de productie. Voor boeren is het slikken of schikken. Monsanto staat op het punt te versmelten met de Duitse zadenproducent Bayer en de combinatie Monsanto Bayer krijgt zowat het monopoly over onze voedselketen. Een afschikwekkend beeld, voor velen.

'Het gaat niet om de vraag wie ís verantwoordelijk, maar wie kán verantwoordelijkheid nemen en wie wíl die verantwoordelijkheid nemen'

Maar de grootste vraag is natuurlijk hoe we kunnen blijven voorzien in de alsmaar groeiende voedselbehoefte. De wereldbevolking groeit niet alleen, maar wordt ook rijker. Rijke mensen eten meer dierlijke eiwitten. De grootste bron van eiwitten is zuivel. Maar naast melkfabriek, zijn koeien een van de grootste producenten van broeikasgassen. Waar de hele landbouwsector nu verantwoordelijk is voor 24 procent van de wereldwijde Co2-productie, dragen koeien daar voor de helft aan bij, via hun poep (20%) en via het laten van boeren en scheten (80%). Ik schrik van die getallen, zeker gezien het melkquotum, dat enige tijd geleden is losgelaten, waarna de productie explodeerde.

Moeten we dus afrekenen met het romantische beeld van de koe in de wei? Als het aan een deelnemer aan de bijeenkomst ligt wel. Houd koeien op stal, was haar welgemeende boodschap, en vang hun gasproductie af, zoals al gebeurt in varkens- en kippenstallen. Zij was zowat de enige persoon in de zaal die de daad bij het woord voegt en plantaardige melk drinkt. Een stuk duurzamer.

Een andere deelnemer wist te vertellen dat koeien helemaal niet in de wei horen, maar als herkauwers op aarde zijn om zaken te eten die mens niet kán eten, op plekken waar de mens niet kan verblijven, liefst steile berghellingen, net als geiten. Is de tijd wellicht aangebroken om de koe te de-domesticeren?  

Er was ook een boer op de meet-up. En wie gedacht had dat hij het stedelijke evangelie van de extensieve, biologische landbouw kwam verkondigen, kwam bedrogen uit. ‘De schaalvergroting zal alleen maar doorgaan, voorspelde hij. Dat komt omdat de prijs nooit echt omhoog zal gaan. Maar de boekhouder wordt wel duurder. De grondprijs ook, behalve onze producten.’

Hoe verhouden alsmaar grotere percelen als dragers van een monocultuur zich tot de biodiversiteit, dat vaak als graadmeter voor natuurwaarde wordt gebruikt? Ik heb altijd geleerd dat de biodiversiteit in de stad inmiddels groter is dan op het platteland. In de stad is het goed toeven voor dieren. Maar nergens was de biodiversiteit zo groot als in oer-natuur. Maar die bestaat in Nederland helemaal niet meer. Natuur is überhaupt schaars. Het meeste is afgegraven en verstookt. De remedie uit het GLB (Gemeenteschappelijk Landbouwbeleid) is daarom ruimte creëren voor natuur aan de flanken van landbouwkavels. Onze agrariër vond dat onzin. Ik geef hem geen ongelijk. We hebben te maken met een productielandschap. Bloemetjes hebben niets met landbouw te maken. Hij opteerde dan ook voor ‘groenbemesting’. Dat klinkt tenminste functioneel, en verantwoord.

Daarmee is de discussie over landschapsbehoud alles behalve afgedaan. De zorg voor ons waardevolle en unieke cultuurlandschap is een maatschappelijk vraagstuk, en de vraag is wie hier verantwoordelijk voor is laat zich dan ook makkelijk raden: de overheid!

Dat vond althans een merendeel van de pakweg 150 deelnemers aan de bijeenkomst, inclusief ikzelf. De landbouwsector (en de hele keten), de consument en de burger werden minder fors aangeslagen door de deelnemers. Maar verwachten we niet te veel van de overheid?

Het juiste antwoord kwam misschien van een nuchtere ontwikkelaar van elektrische tractors, die ook in zaal zat. Hij sprak de wijze woorden: 'Het gaat niet om de vraag wie ís verantwoordelijk, maar wie kán verantwoordelijkheid nemen en wie wíl die verantwoordelijkheid nemen.'

Ik heb weer wat geleerd. Leg verantwoordelijkheid neer bij partijen die haar wíllen en kúnnen nemen. Van de Nederlandse overheid verwacht ik niet zo veel, gezien de kustdiscussie. Dat werd overgelaten aan groepen die géén verantwoordelijkheid kónden nemen en wílden nemen: recreatieondernemers. Jawel, voor hun eigen portemonnee.

Nu zijn er vast wel recreatieondernemers die verantwoordelijkheid willen en kunnen nemen, en ook boeren, maar dan moet je het organiseren. En hier ligt wellicht een verantwoordelijkheid voor de overheid: in het faciliteren van de dialoog. De overheid kan in zijn rol een prikkel zijn. Dat is ook érg VVD. En laten we eerlijk zijn: heeft de VVD een visie op de inrichting van ons land?

Het Deltaprogramma is op deze manier tot stand gekomen. Een breed samengestelde commissie kreeg de vraag toegeworpen hoe we Nederland duurzaam weren tegen het wassende water en tegelijkertijd de zoetwatervoorziening veiligstellen. Dat leverde een breed gedragen, visionair programma op en resulteerde in een Deltacommissaris, Deltabeslissingen, een Deltawet en een jaarlijks uitvoeringsprogramma.

Nu zijn voor waterveiligheid jaarlijks miljarden beschikbaar, en het is altijd leuker aan iets mee te werken als er veel geld beschikbaar is. Money is een belangrijke teaser.

Maar als ik lees dat de Nederlandse landbouw goed is voor 85 miljard en dit bedrag jaarlijks toeneemt, dan moet er volgens mij een potje zijn om naast de meest innovatieve agro en foodsector ook het meest duurzaam-innovatieve productielandschap te ontwikkelen, waarin meerdere belangen verenigd zijn.

Nederland heeft een traditie van intensieve landbouw en ik ben een groot voorstander van een verdere intensivering en schaalvergroting, als dit minder milieubelasting betekent voor dezelfde opbrengst. En als dat in de stad kan, dan doen we het in de stad, op een industriële manier.

De grote vraag alleen is hoe we voldoende eiwitten produceren om 10 miljard monden te voeden, als koeien een te grote milieubelasting vormen. Een deel van het antwoord ligt bij de pluimveesector. Kippenvlees is een rijke bron van eiwitten legt een relatief klein beslag op ruimte en milieu. Eieren zijn misschien nog wel een rijkere bron van voedingsstoffen. En als dat niet duurzaam is, dan voorziet de voortscheiding der techniek vast wel in een industriële wijze van eiwitproductie, die kan plaatsvinden op nu nog leegstaande bedrijventerreinen. 

En het platteland? Daar gaan we weer wonen. Iedereen krijgt een (tweede) huisje op het platteland. Voor het weekend, of om oud te worden en je eigen groente te verbouwen en een sporadische koe te laten grazen. Want in de stad, daar wil je toch niet sterven? Ik niet althans.