Het Planbureau voor de Leefomgeving presenteert in de beleidsstudie ‘Perspectieven voor het middensegment van de woningmarkt’ vier denkrichtingen, die ook in heel verschillende regionale woningmarkten de oplossing kunnen bieden. Onderzoeker Martijn Eskinasi van het PBL: ‘We komen uit de crisis en er moeten zo’n 1 miljoen woningen bijkomen. We zien een forse groei van het aantal jongeren en ouderen, en een flexibilisering van de arbeidsmarkt. Daarnaast wordt door recente hervormingen van het woonbeleid de koop- en sociale huursector minder toegankelijk. Deze ontwikkelingen creëren kansen voor het middensegment, maar desondanks lijkt de ontwikkeling van het aanbod achter te blijven bij de verwachte vraag.’


Dominante denkrichtingen: nieuwbouw en privatisering

Tot nog toe zijn er twee dominante denkrichtingen in het debat. De ene invalshoek wil inzetten op extra nieuwbouw. Echter, in regio’s waar er minder druk op de woningmarkt staat komt nieuwbouw in het middensegment moeilijk van de grond. Het andere perspectief gaat uit van privatisering als meest kansrijke optie. Sociale huurwoningen worden dan aan beleggers verkocht, zodat deze in de vrijehuur sector kunnen worden verhuurd. Echter, veel huishoudens met een lager middeninkomen kunnen zich de huurprijs van meer dan 710 euro niet veroorloven. En ook in regio’s zonder gespannen woningmarkt, biedt dit onvoldoende geschikt aanbod.

Kansen in alle regio’s 

Door de Woningwet 2015 zijn nieuwe, nog onderbelichte mogelijkheden ontstaan. De PBL-studie heeft twee strategieën uitgewerkt: flexibiliseren en activeren. De eerste denkrichting laat zien dat de Woningwet 2015 corporaties in staat stelt om - als de lokale marktverhoudingen daarom vragen - sociale woningen (< 710 euro) zonder inkomensgrens te verhuren aan bijvoorbeeld een woningzoekende met een hoger inkomen. Dit heeft wel een prijskaartje, omdat er voor deze woningen dan geen staatssteun meer ontvangen kan worden. 

Denkrichting ‘activeren’ laat zien dat er constructies denkbaar zijn waarin beleggers een aandeel krijgen in een dochteronderneming van corporaties. Op deze manier hebben corporaties extra kapitaal beschikbaar om te investeren in bijvoorbeeld nieuwbouw en verduurzaming van de bestaande woningvoorraad. In deze constructie blijft het door de grote betrokkenheid van corporaties mogelijk om in de Woonvisie en prestatieafspraken vastgelegde publieke belangen te borgen.

Lees in het komend nummer van ROmagazine een uitgebreide toelichting van Martijn Eskinasi op dit rapport.