​Op 14-1-2017 kopte NU.nl mede op basis van actuele CBS cijfers en een duiding van Paul Moers “de retailcrisis is nu echt voorbij’. De week ervoor kwam al naar voren dat op basis van cijfers van Locatus bleek dat de leegstand van winkels licht aan het dalen was en ook het aantal faillissementen daalt. Een zucht van verlichting gaat door retailland, maar we dreigen alweer overmoedig te worden over de ‘zonnige’ toekomst van de winkelstraat.

Dit terwijl we weten dat binnensteden en de meeste winkelcentra zich ontwikkelen van ‘place to buy’ naar ‘place to be and meet’. Niet-retailfuncties zoals wonen, cultuur en groen worden steeds belangrijker, terwijl het debat voornamelijk lijkt te draaien of online winkelen nou wel of niet zorgt voor het verdwijnen van vele winkels. Zolang we niet uit de retailstand komen, is de crisis in mijn ogen nog niet voorbij.  

De Retailagenda van Minister Kamp uit 2015 en de nog verse onderliggende Retaildeals met gemeenten en provincies uit 2016 lijkt haast alweer te zijn vergeten. De winkelmarkt moest toekomstbestendiger worden en de planvoorraad winkels zou zeker met 20% moeten worden gereduceerd. Dit is nog exclusief de zeer omvangrijke voorraad aan (voor een groot deel nog te schrappen) nieuwe retailplannen die in menig regio nog boven de markt hangt.    

We juichen dus te vroeg en realisme is geboden. Vergeten wordt dat vooral de food-sector zorgt voor de redelijke cijfers en de leegstand mede daalt door transformatie en langjarige nog lopende huurcontracten van retailformules in zwaar weer/reorganisatie nog niet in de cijfers zitten. Daarbij komt dat zelfs Locatus nog niet alle winkelleegstand meeneemt. De leegstand is zeker enkele procenten hoger blijkt uit monitorcijfers in Brabant.

Online winkelen zal gestaag blijven groeien en geleidelijk zorgen voor het verdwijnen van nog meer fysieke winkels. Grootste omissie is dat bij alle cijfers te weinig rekening wordt gehouden met de sterk toenemende geografische verschillen/polarisatie in ons fijnmazig winkellandschap. Het Planbureau voor de Leefomgeving liet dit in haar lezenswaardige advies ‘Veerkrachtige binnensteden’ uit 2015 al zien.

Onze top 25 sterke binnensteden (naast de G5, Alkmaar, Amstelveen, Hilversum, Almere, Hoofddorp, Haarlem, Gouda/Zoetermeer, Leiden, Breda, Tilburg, Den Bosch, Maastricht, Arnhem-Nijmegen, Amersfoort, Deventer, Enschede, Zwolle, Leeuwarden en Groningen) zijn uit de crisis en zorgen voor een groot deel voor de mooie zwarte cijfers.

Deze cijfers verbloemen de problematiek in veel middelgrote centra (15-50.000 inwoners), op een van de 150 perifere woonboulevards en ook in veel buurt- en wijkcentra. Hier draait het om saneren, herverkavelen, schrappen en vooral compacter en vitaler maken.  

Publieke en private partijen willen dit verlies nog niet nemen en stedelijke vernieuwingsfondsen ontbreken veelal. Het gunstige economische tij moet nu juist worden benut deze fondsen te voeden. Laten we dit positieve tij vooral benutten om overal centrumgebieden toekomstbestendig te maken en te ruim voorhanden bestaand en planaanbod zoveel mogelijk te schrappen.

Cees-Jan Pen
Lector Fontys Hogescholen