Onderzoek van het CBS laat zien dat dat wel meevalt. Het CBS vergeleek naar aanleiding van de Brexit het onderling vertrouwen in Europa. Er werd gekeken naar de participatiegraad, de onderlinge band en het vertrouwen in maatschappelijke en politieke instituties. Volgens het CBS is onderling vertrouwen belangrijk omdat het een van de pijlers vormt van het sociaal kapitaal en uiteindelijk ook van de welvaart in een land of regio.
Het vertrouwen is gemeten door interviews met bewoners van de 34 landen in Europa. Daarbij werd gevraagd of de burgers elkaar vertrouwen en daar ook naar handelen. Ook werd gevraagd of mensen stemmen en actief meedoen aan het politiek proces. Er werd gekeken naar het vertrouwen in het nationaal parlement, de rechtstaat, de politie en de medemens. Kortom, het touwtje van Terlouw ontrafeld. En wat blijkt, in alle gevallen zegt de meerderheid van de Nederlandse ondervraagden er vertrouwen in te hebben. Sterker nog, in Europa hebben alleen de Scandinaviërs meer vertrouwen in elkaar.
Nederland op alle indicatoren scoort aanzienlijk beter dan de ons omringende landen (Groot-Brittannië, België en Duitsland). Zelfs het vertrouwen in het parlement is in Nederland het hoogste van de regio, maar daar zit wel een pijnpunt. Selchts 53% van de Nederlanders vertrouwt onze parlementariërs. Daarmee zijn we nog steeds de nummer 6 van Europa, maar het blijft weinig.
Dat wordt spannend met de Omgevingswet, die ‘vertrouwen’ als pijler neemt. In de Memorie van Toelichting op de Omgevingswet komt het woord vertrouwen zelfs vijftig keer voor en er is een hele paragraaf aan geweid. Wie die leest ziet de worsteling van de overheid.
‘Het gaat er hierbij niet zozeer om of er momenteel meer aanleiding zou zijn om vertrouwen in burgers en initiatiefnemers te hebben dan voorheen mogelijk het geval was. Het gaat om de keuze meer verantwoordelijkheid bij de samenleving te leggen’, aldus het stuk. Het is de vraag of we dat met elkaar wel willen.
Want zo schrijft de Memorie van Toelichting, dat kan ook leiden tot initiatieven ‘die niet «gladjes passen» in het beleidsperspectief van beleidsmakers’. Dat geldt andersom natuurlijk net zo hard. Wie vertrouwen verwacht, moet vertrouwen geven. Moet zich verdiepen in het belang van de ander en soms willen schikken. Dat wordt de grootste opgave van de Omgevingswet.
Jan-Willem Wesselink is hoofdlaborant van het Kennislab voor Urbanisme