Van Leeuwen spreekt van een 'vaste munteenheid' als de opdrachtgever de wateropgave vertaalt naar een vast percentage te realiseren open water, waar een gebiedsontwikkelaar aan is gebonden.
In ROmagazine#12, die deze week op de mat valt, komen Van Leeuwen, maar ook ontwikkelaar Heijmans en de gemeente Tiel aan het woord over klimaatopgaven in een dichtbehouwde stedelijke context. Op dinsdag 24 januari is dit ook onderwerp van inzet op het ROm werkseminar 'Klimaatbestendig en compact: zó doe je dat'.
Vaste normen: eenvoudig en duidelijk
Van Leeuwen: ‘Voordeel van een vaste norm is dat ze eenvoudig toe te passen is. Een ontwikkelaar weet namelijk vooraf wat hij moet doen en welke kosten hij heeft. Het grote nadeel is dat alle vierkante meters water even hard meetellen in de som, terwijl oppervlaktewater op de ene plaats vaak veel effectiever is dan op de andere.’
'Een tweede nadeel’, vervolgt Van Leeuwen, ‘is dat andere maatregelen dan uitbreiding van het wateroppervlak, zoals piekafvoer-reducerende groene daken en andere typen berging, bijvoorbeeld in en rond gebouwen, lastig te verdisconteren zijn. De “munteenheid” is immers het percentage open water.’
Klimaatadaptatie gaat er volgens Van Leeuwen om dat je op gebiedsniveau de meest robuuste oplossing bereikt tegen acceptabele kosten. ‘Een manier om de beste oplossing voor een gebied in kaart te brengen, is door het gebied letterlijk in kaart te brengen.’
Dat kan via 3DI, het visualisatieprogramma dat Deltares samen met Nelen & Schuurmans, Stelling Hydraulics en de TU Delft ontwikkelde. ‘Je kunt het zo gek niet bedenken of het effect van een bepaalde maatregel op het watergedrag in een gebied kan worden doorberekend en gevisualiseerd.’
‘Met een detailmodel als 3Di kun je effecten van groene daken en infiltratiegebieden wel berekenen evenals het effect van het “verplaatsen” van open water. Die modellen vragen natuurlijk een investering qua ontwikkeling, maar ze kunnen wel dienen als onderlegger voor water- en ruimte-gerelateerde vraagstukken.’
'Integraal = complexere rekensommen'
‘Nogmaals: die norm is makkelijk en duidelijk voor iedereen, maar druist in feite in tegen de integrale afweging die we met z’n allen willen maken en die ook in de filosofie van de Omgevingswet past, met lokale afwegingskaders. Het integraal aanpakken leidt echter wel tot complexere rekensommen, aldus Van Leeuwen.
Hij adviseert een gulden middenweg voor ambtenaren die verantwoordelijk zijn voor ruimtelijke adaptatie: ‘Het inschatten van de wateropgave op basis van een eenvoudige norm, die je vervolgens, als er gegraven moet worden, op een creatieve, gedetailleerde wijze uitwerkt in de vorm van maatregelen. Als je na consultatie van bewoners weet wat je wilt in een wijk – zoals: welke waterstanden leveren op welke locaties echt problemen op? – dan kan een detailmodel het raamwerk vormen voor een geavanceerdere maatregel-analyse met burgers en een vereveninganalyse voor de financiering. Zo krijgen alternatieve maatregelen meer kans, waarbij het risico op schade en overlast zo gering mogelijk is bij zo laag mogelijke kosten.’