De aanleg van de campus op maagdelijke bouwgrond in Eindhoven kan doorgaan, ondanks het gegeven dat er nog kavels op bestaande bedrijventerreinen braak liggen en gebouwen leegstaan. Volgens de tweede trede van de Ladder voor duurzame verstedelijking (is de behoefte op te vangen binnen het bestaand stedelijk gebied?) had dit een dealbreaker kunnen zijn. Maar dat werd het uiteindelijk niet.
Waarom tóch een nieuw terrein, terwijl er nog zoveel ongebruikt aanbod ligt?
Depla: ‘Toen ik als wethouder aantrad en met het project in aanraking kwam, had ik dezelfde vraag. We zaten middenin de crisis en bijbouwen was en is nog altijd controversieel. Toch realiseerde ik snel dat we de specifieke behoefte die de initiatiefnemers hebben niet met bestaande ruimte konden accommoderen. Het zou alleen al betekenen dat de campus zou moeten worden opgedeeld over verschillende locaties, terwijl het concept van BIC juist is dat je alles bij elkaar hebt. Brainport Industries Campus is een initiatief van een vereniging van 80 bedrijven. Ze willen de fabriek van de toekomst ontwikkelen, waarbij hele ketens, van R&D tot productie, samenwerken op één complex.’
Hoe is de gemeente omgegaan met bezwaren van vastgoedpartijen die als gevolg van BIC leestand vrezen op hún, deels nog onbenutte, bedrijventerreinen?
Depla: ‘We hebben aannemelijk moeten maken dat er naar aanleiding van de meters die je toevoegt niet op een ander plek leegstand ontstaat. Dat was niet zo moeilijk. Met Brainport hebben we de ambitie om de wereld aan te trekken. Dan heb je een goede landingsplaats nodig. Het gaat niet alleen om de verdeling van de koek, maar ook om een grotere koek. BIC heeft een grote aantrekkingskracht op innovatieve bedrijven vanuit de hele wereld. Dat deze bedrijven voor Eindhoven kiezen, is van groot maatschappelijk belang.’
Hoe hebben jullie de tweede trede (benutten van bestaande ruimte) geslecht?
Depla: ‘De druk vanuit de regio om eerste bestaande bedrijventerreinen te benutten was best groot. Dus dat was best moeilijk. Er is veel onderzoek gedaan door verschillende bureaus, maar we waren er niet gerust op dat we de Laddertoets konden doorstaan, ofschoon we overtuigd waren van de economische meerwaarde van BIC, en op bestaande terreinen domweg niet de benodigde 20 ha aaneengesloten bouwgrond was te vinden. Op een goed moment heb ik Co Verdaas gebeld en hem gevraagd om mee te denken. Co zei: “Als dit je programma van eisen is, en je kan aantonen dat je die op bestaande locaties niet kan inwilligen, dan hoe je je geen zorgen te maken. Het gaat erom dat je het goed motiveert’.”
Met een goed verhaal kun je de Laddertoets doorstaan. Klopt dat?
Verdaas: ‘Voor een groot deel. Probleem is dat de ladder vaak als wiskundige toets wordt gezien. Initiatiefnemers denken daarom vaak ‘hoe meer cijfers ik oplever, hoe meer kans mijn plan maakt. Dat is natuurlijk lulkoek. Je verhaal moet kloppen. Het verhaal van BIC klopt. Er is een duidelijk commitment bij een groot aantal ondernemers. Zij kunnen motiveren waarom het alleen op die plek kan, waar de ruimte flexibel met de vraag kan meebewegen, gedeelde voorzieningen zijn, en dat alles in een groene omgeving. De gemeente probeerde veel te veel bewijslast aan te dragen waarom iets wel kan. Dat is een heel defensieve benadering van de ladder. Je moet het omdraaien. Je hebt blijkbaar zo’n bijzonder concept, en dat stelt blijkbaar eisen aan de locatie. Daar was geen spelt tussen te krijgen. De Raad van State was het daarmee eens.’
Depla: ‘Wat bij mij nog wel irritatie wekt, is dat de provincie soms een eigen toetsingskaders gaat maken voor de ladder met allerlei subcriteria. Zo krijg je toetsing op toetsing, terwijl de ladder zelf zijn werk moet doen. Wat ons verhaal sterkte is dat we zelf amper grondpositie in het gebied hebben. Het is een puur vraaggerichte ontwikkeling. We doorstonden de laddertoets op een goed verhaal. Nu kunnen we het uitvoeren. Dat is goed nieuws voor de economie van Zuidoost-Brabant en voor de economie van Nederland als geheel.’