Na jarenlang in de private sector te hebben gewerkt, koos je voor SADC, een gebiedsontwikkelaar met hoofdzakelijk publieke aandeelhouders. Wat neem je mee vanuit je vorige werk?

‘Voordat ik begon, heb ik aangegeven: “Als ik niet kan ondernemen, is dit niet de juiste plek voor mij”. Dat zit in mij geworteld, heb ik meegenomen vanuit mijn achtergrond bij Inbo en is de belangrijkste drijfveer in mijn werk. Het liefst zou ik bij iedereen die werkt bij SADC dat ondernemende naar boven halen. Ieder vanuit zijn eigen rol en met zijn of haar expertise, zodat we het bedrijf inhoudelijk en commercieel verder kunnen ontwikkelen.’

Waarom is ondernemerschap zo belangrijk voor een bedrijf als SADC?

‘In een wereld waarin de markt ontzettend snel verandert, digitalisering razendsnel gaat, er onverwacht nieuwe economieën opkomen en het sluiten van kringlopen steeds belangrijker wordt, móet je risico’s nemen en je nek durven uitsteken om mee te blijven doen. Met andere woorden: je moet ondernemen.’

Noem eens een voorbeeld van hoe je als gebiedsontwikkelaar ondernemend kan zijn.

‘Een voorbeeld van ondernemerschap is het (her)positioneren van werklocaties. Dat is soms een kip-ei verhaal. Als gebiedsontwikkelaar zie je een bepaalde kwaliteit die je naar voren laat komen, maar deze wordt pas bevestigd als zich er ondernemers vestigen die in dat plaatje passen. En die komen op hun beurt pas op het moment dat die kwaliteit zichtbaar is.

Kortom, de bevestiging dat je positionering klopt, krijg je pas later. Business Park Amsterdam Osdorp is daar een voorbeeld van. Eerder was deze plek alleen bedoeld voor luchthavengebonden bedrijvigheid, maar dan doe je de kwaliteit van het gebied eigenlijk tekort. Dus kozen we voor een strategie-switch. Osdorp grenst aan de ene kant aan Nieuw-West, een Arrival City met een enorme diversiteit door de vele migranten die er wonen en hun bedrijf hebben gevestigd, en aan de andere kant aan luchthaven Schiphol. Het verbindt daardoor het stedelijke van Nieuw-West met de rest van de wereld. En dat is ook precies hoe de locatie nu naar voren wordt gebracht: “De wereld is hier welkom”.’

Jullie namen dus een risico door aan te nemen dat dit de plek was waar internationale ondernemers zaken willen doen. Werkte het?

‘Onlangs hebben we inderdaad de bevestiging gekregen dat het gevoel dat we bij het gebied hadden, klopte. Op dit moment wordt er een Chinacenter gebouwd, met onder andere een hotel, zaken- en leisurecentrum voor Chinese ondernemers. Vanuit dit “haakje” kun je verder ondernemen. Voor Inbo heb ik veel in China gewerkt, dus ik ken de cultuur en weet uit eigen ervaring hoe belangrijk het is om je thuis te voelen in een ander land, ook als je er komt voor zaken. De vestiging van dit Chinacenter biedt mogelijkheden om Business Park Amsterdam Osdorp verder te ontwikkelen als een tweede thuis voor de Chinese ondernemer.’

Maar wat nou als je gevoel niet klopt? Want je kunt natuurlijk ook verkeerd inschatten wat de markt zoekt in een werklocatie…

‘Dat risico moet je natuurlijk zoveel mogelijk uitsluiten. En dat begint met gastvrij zijn tegenover je doelgroep. Het is te simpel om te zeggen: “Ik verkoop een kavel grond”. Om nieuwe bedrijvigheid naar je toe te trekken, moet je weten wat een bedrijf beweegt en dat vertalen in het ideale werkmilieu dat daarbij past.’

Hoe kom je erachter wat bedrijven beweegt?

‘Relatiemanagement is belangrijker dan ooit. Je moet altijd op de hoogte zijn van wat je klanten willen. Voor, maar ook nádat je klant zich heeft gevestigd. Het vertalen van de behoeften van bedrijven in een fysieke werklocatie gaan we nu doen voor ondernemers in de circulaire economie. Het eerste gebied hiervoor is The Valley op Schiphol Trade Park. Onze ambitie is om daar een circulaire hotspot van te maken. Met een aantal bedrijven en onze partner voor The Valley, Delta Development, hebben we een recent een heel weekend doorgebracht in een voormalig klooster in Brabant. We vormen een community van bedrijven die bezig zijn met circulariteit, zetten hun huidige kennis en kunde in en dagen ze ook uit om tot nieuwe oplossingen te komen en mee te werken aan het gebiedsconcept. Op die manier achterhalen we wat ondernemers nodig hebben om datgene dat ze doen nóg beter te kunnen doen: het sluiten van kringlopen voor het verduurzamen van onze economie.’

Circulaire bedrijven. Dat is nogal een brede doelgroep. Zijn de behoeften per bedrijf niet heel verschillend?

‘Dat zou kunnen. Dat is een van de redenen waarom ik denk in bedrijven-ecosystemen. Meer dan vroeger werken we cross-sectoraal, in netwerken en communities. Dat geldt voor bedrijven die uit dezelfde cultuur komen, zoals de Chinese ondernemers op Business Park Amsterdam Osdorp, maar ook voor bedrijven die actief zijn binnen dezelfde thema’s. Helemaal als het gaat om een redelijk nieuw onderwerp als circulaire economie. Dat vergt een andere manier van denken, waarin we van elkaar kunnen leren. Dat is de reden dat we ze samen willen brengen.’

In hoeverre kun je door een fysiek ontwerp business development ‘sturen’?

‘Een mooi voorbeeld waarin die twee samen komen, is de High Tech Campus in Eindhoven. Volgens een studie van het MIT ontstaat 80 procent van alle innovaties door toevallige ontmoetingen. Met een mooi woord: serendipiteit. Serendipiteit stimuleren was destijds de wens van Philips en is ook uitgangspunt voor de fysieke ontwikkeling van de High Tech Campus, waarbij ik vanuit Inbo betrokken was. Dit heeft zich doorvertaald in concrete ontwerpeisen. Zo mochten er geen kantines in eigen panden aanwezig zijn, maar is er alleen een gemeenschappelijke kantine. Hetzelfde gold voor vergaderruimtes voor meer dan vijf personen. Ook waren auto’s op maaiveld niet toegestaan en is het landschap leidend geweest voor het ontwerp. Je kúnt business development door deze fysieke ingrepen een handje helpen.’

Hoe zou zo’n ontwerp voor een circulair werkmilieu in The Valley er uit moeten komen zien?

‘Voorop staat natuurlijk altijd, juist bij circulair ontwikkelen, dat de kwaliteit van het gebied toeneemt. Dat wil zeggen dat het behoud van waarde, zowel economisch als fysiek, altijd centraal staat. Onze ambitie is dat The Valley het eerste full-service circulaire werkmilieu ter wereld wordt. Circulariteit staat daarom ook centraal in de hele keten: van planontwikkeling, uitvoering, beheer en exploitatie van het gebied tot de bedrijfsactiviteiten die er gaan plaatsvinden. Daarom vliegen wij het inrichtingsplan voor de buitenruimte in het planproces, ontwikkeling en uitvoering anders aan dan in eerdere inrichtingsplannen. Samen met circulaire ondernemers hebben we drie thema’s gedefinieerd waar we samen invulling aan willen geven in de buitenruimte van The Valley: circulariteit in het gebruik van materiaal, de transitie van product naar dienst en het laten werken van de openbare ruimte op het gebied van bijvoorbeeld water(zuivering), voedsel, energie en data.’

Dat is eenvoudiger voor nieuwe gebieden, dan voor gebieden die al ontwikkeld zijn. Hoe maak je een bestaande locatie circulair?

‘We zijn op dit moment druk bezig om dat naar boven te halen. Daarvoor is onderzoek nodig. Het komende jaar zullen quickscans worden uitgevoerd op onze werklocaties om te kijken waar de mogelijkheden liggen voor de stap naar circulaire werkmilieus.’

De Westas wil als regio circulair worden. Vraagt dit niet om een aanpak op een veel groter schaalniveau dan dat van een werkmilieu?

‘Uiteindelijk is dat natuurlijk waar we naar toe willen als Westas. En dit is ook een belangrijke stap daarin, want ik zie de werkmilieus en woongebieden absoluut niet als eilandjes. Tussen de locaties onderling vindt namelijk heel veel uitwisseling plaats. Onderling zijn ze verbonden door stromen kennis, goederen, mensen en data. Het circulair maken van een regio begint dus volgens mij van binnenuit en kan op ieder schaalniveau, of het nu over een gebied of een gebouw gaat, worden bekeken.’

Wat is de grootste uitdaging als het gaat om de transformatie naar een circulaire Westas?

‘De moeilijkheid zit hem in het doorbreken van padafhankelijkheden. Sommige mensen denken dat circulaire economie iets tijdelijks is, maar het is echt een blijvende transitie die we doormaken. Dus bestaande routines en procedures zullen doorbroken moeten worden op ieder schaalniveau. Van gebouwniveau tot regionaal niveau. Bedrijven uit verschillende sectoren zullen moeten samenwerken, verschillende afdelingen van de overheid idem dito. Het laten voelen wat de urgentie is om anders te leren denken, zal de grootste uitdaging zijn.’