Onderstaand ingekort artikel stond eerder in vakblad Groen. Het volledige artikel lezen? Vraag hier een proefexemplaar of abonnement aan.

In de vier wijken in Zaanstad en Amsterdam-Noord liggen al het nodige buitengroen en stadsparken. Desondanks is de sociale cohesie en gezondheid er lager, wat erop zou duiden dat het aanwezige groen op zichzelf niet zozeer ontmoeting en beweging stimuleert. 

Hoe je dat dan wel doet, zocht Rutger de Graaf van IVN Natuureducatie uit. Hij was coördinator van het Groen en Sociaal-programma binnen de pijler Groen en Gezondheid, onderdeel van de nog bredere Regio Deal ZaanIJ. Deze deal, gericht op de vier wijken, werd opgezet als vehikel om de regio een stimulans te geven op onder andere brede welvaart en ontplooiingskansen. 

Samen met kennisorganisaties als IVN Natuureducatie en organisaties voor natuur- en milieueducatie (NME’s) en ervaring vanuit de aanpak Groen Kapitaal van de provincie Noord-Holland, werkten lokale partijen via het programma Groen en Sociaal aan groene projecten in de wijken die mensen samenbrengen. 

In een oproep naar wijkpartners werden projecten opgehaald met in potentie grote gezondheids- of andere positieve effecten. 

Binnen de Regio Deal ZaanIJ werd bewust gekozen voor vergroeningsprojecten. ‘Het is effectiever, zien we door talloze onderzoeken. Vergroenen is ook relatief goedkoper en biedt, als je het goed onderhoud, voor een heel lange tijd passieve effecten.'

Stads- en wijkgroen is een goed middel om wijken algeheel gezonder te maken. Het vergroenen van de leefomgeving is volgens De Graaf een van de meest bestendige oplossingen ten opzichte van andere mogelijke interventies. 

‘Als je gaat moestuinieren, dan werkt dat tegen eenzaamheid. En als je kinderen lesgeeft in de buitenlucht, gaan hun prestaties omhoog.’ 

Gouden formule 

De gouden formule bij de projecten van Groen en Sociaal was het voortbouwen op wat er al leefde bij wijkpartners en wijkorganisaties. De Graaf noemt daarbij wijkteams, de ggz, buurthuizen, vrijwilligersinitiatieven, sportclubs en scholen. 

‘We leerden dat er ontzettend veel projecten lopen waar het net aan tijd of mankracht ontbreekt. Ook liepen veel projecten tegen wet- en regelgeving aan.’ 

De Graaf en collega’s boden projecten extra steun, maar vroegen initiatiefnemers om de projecten verder zelf te dragen. Het eigenaarschap ligt bij de buurt zelf, was de gedachte.  

Momentum 

‘Al de projecten hadden al een energie om te vergroenen en tegelijkertijd mensen samen te brengen, maar je moet die projecten ook momentum geven. Heel veel projecten hadden zonder de extra steun langer de tijd nodig gehad of waren gestopt.' 

Ook hielp het om geïsoleerde initiatieven met elkaar te verbinden, zoals een school met een zorginstelling of autochtone Nederlanders met vluchtelingen die graag beter de Nederlandse taal willen spreken. 

De Graaf is blij met de opgeleverde projecten, die inmiddels zijn gebundeld in een inspiratiedocument. In het document staat de opbrengst van de ruim dertig projecten beschreven, met daarbij ook de bijbehorende maatschappelijke effecten. 

Scholen 

In de zoektocht naar projecten hebben werkgroepleden Groen en Sociaal actief scholen opgezocht. De Graaf legt uit: ‘Via scholen zijn zowel kinderen als ouders makkelijk bereikbaar. De meeste mensen hebben wel een kind op school, zo hoor je al heel snel welke projecten in de buurt bekend zijn.’ 

Karin van Hoof, coördinator Groen Kapitaal bij de provincie, was lid van de werkgroep Groen en Sociaal. Ook zij kijkt tevreden terug op het aanwakkeren van de ruim dertig projecten, waarvan achttien op scholen. ‘Vanuit Groen Kapitaal wilden we de werelden bij elkaar brengen, mensen die al met vergroening en sociaal domein bezig zijn. En dat is gelukt.’ 

Juist de combinatie van een groene fysieke inrichting en sociale programmering maakt dat projecten nu voor langere tijd door de wijken zelf gedragen zullen worden, gelooft Van Hoof. 

De Graaf en Van Hoof zien voor gemeenten en alle betrokken organisaties een belangrijke rol om het succes voort te zetten. De volgende stap, het blijven aanjagen van ontmoeting en sociale cohesie, ligt vooral bij hen. 

‘Leerkrachten moeten schoolpleinen nu echt meer gaan zien als leeromgeving, niet alleen voor de lunchpauze. Bewoners moeten blijven nadenken over sociale programmering. Het moeten blijvende interventies zijn.’