De omstreden 'Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen’, beter bekend als de Spreidingswet, die op 1 februari 2024 in werking trad, verplicht gemeenten om opvangplekken beschikbaar te stellen. Elke gemeente kreeg een indicatieve opgave, gebaseerd op een eerlijke verdeling van de landelijke behoefte.
Het proces werd gecoördineerd door de provincies, die op 1 november rapportages aanleverden bij het ministerie. De rapportages waren vormvrij en laten dan ook een wisselend beeld zien, zegt Ruben Cales, adviseur Wonen en Economie bij TwynstraGudde.
‘De provinciale verslagen verschillen sterk, sommige provincies leverden een plan aan van 9 pagina’s, andere bijna 200. Het detailniveau onderling verschilt en dat zal het lastig maken voor de minister om een volledig beeld te krijgen’, zegt Lennert Hupkes, Adviseur huisvesting en vastgoed bij TwynstraGudde.
‘Daarbij komt dat aangeboden plekken in verschillende stadia van ontwikkeling zijn, sommigen zijn reeds in realisatie, voor andere lopen onderzoeken en een deel spreekt over ‘zachte planvoorraad’ of een intentie om aan de opgave te voldoen.’
Minister moet ingrijpen
Hoewel provincies ambitieuze plannen hebben ingediend, zal niet aan de landelijke opgave worden voldaan, denkt Hupkes. ‘Als alle ontwikkelingen zoals aangegeven in provinciale plannen worden uitgevoerd, resulteert dit in een stijging van ongeveer 18.000 plekken, en zou de landelijke opgave voor iets meer dan 94 procent worden behaald.’
Om de doelstelling van 96.000 opvangplekken alsnog te halen, is minister Faber wettelijk verplicht om vóór het einde van het jaar een verdeelbesluit te nemen. Dit betekent dat zij gemeenten zal aanwijzen die alsnog opvangplekken moeten realiseren. ‘Dat is de dwang waarover het bij het debat over de wet veel is gegaan’, zegt Cales.
Gemeenten die worden aangewezen, krijgen zes maanden om opvangplekken te realiseren. Dit zorgt voor grote druk. ‘Een project als dit vraagt meestal veel meer tijd dan zes maanden’, zegt Cales. ‘Het wordt een enorme uitdaging.’
Tijdgebrek en toezicht
Gemeenten die niet voldoen aan de eisen van de Spreidingswet kunnen rekenen op ingrijpen door het Rijk. Als gemeenten hun doelen niet halen, kan interbestuurlijk toezicht worden ingesteld. In het uiterste geval neemt de Rijksoverheid de regie over en worden opvanglocaties op kosten van de gemeente gerealiseerd.
‘De minister kan in zo’n geval niet anders dan haar bevoegdheid gebruiken’, legt Cales uit. ‘Het is haar wettelijke taak om de opvangplekken te garanderen, ook als dat betekent dat gemeenten worden overruled.’
Toch zijn gemeenten niet volledig ondergeschikt aan het Rijk. Ze hebben enige vrijheid om nu nog zelf locaties te kiezen. ‘De minister wijst het aantal plekken toe, maar de locatiekeuze blijft bij de gemeente’, zegt Cales. ‘Dat geeft enige flexibiliteit, al blijft de tijdsdruk enorm.’
Onduidelijkheid status Spreidingswet
Ondertussen hangt de toekomst van de Spreidingswet zelf aan een zijden draadje. Het kabinet heeft aangekondigd dat het de wet wil intrekken, maar dat proces verloopt moeizaam. Het plan was de wet voor de jaarwisseling in te trekken, dan zou de aanwijsbevoegdheid ook vervallen. Dat gaat niet lukken, blijkt uit de planning die Faber vorige maand naar de Tweede Kamer stuurde.
Ondanks deze onzekerheid blijft de maatschappelijke opgave om opvangplekken te realiseren bestaan, stelt Hupkes. ‘De behoefte aan opvang blijft groot. Zonder een goede voorbereiding lopen gemeenten het risico dat zij alsnog op het laatste moment onder grotere druk moeten handelen. Dat kan grote problemen veroorzaken.’
Daarbij komt dat het COA verwacht op 1 januari 2026 een capaciteitsbehoefte van 115.000 opvangplekken te hebben. Veel meer dan de taakstelling van 96.000 plekken, die nu al niet wordt gehaald. Het gaat in de helft van de gevallen om statushouders, die niet kunnen doorstromen naar doorstroomlocaties, of reguliere woningen.
Flexibele opvang voor andere doeleinden
Ruben Cales wijst erop dat, ongeacht de politieke ontwikkelingen, het zorgen voor voldoende opvangplekken belangrijk is. ‘Gemeenten hebben niet alleen een wettelijke verplichting, maar ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid.’
Daarbij gaat het niet alleen om asielzoekers of statushouders. ‘Zelfs als de instroom afneemt, kunnen opvanglocaties nuttig worden ingezet voor andere groepen, zoals studenten of arbeidsmigranten.’
Volgens Cales is het daarom cruciaal om opvanglocaties duurzaam en flexibel te maken. ‘Gemeenten moeten deze plekken zien als een investering. Zelfs als de instroom van asielzoekers afneemt, blijven er andere doelgroepen die behoefte hebben aan tijdelijke huisvesting.’
Hupkes sluit zich daarbij aan: ‘Het is belangrijk dat gemeenten vooruitkijken. Door nu te investeren in kwalitatieve opvanglocaties, zorgen ze voor een oplossing die op langere termijn van grote waarde is.’