Door: Ries van der Wouden en Edwin Buitelaar (sectorhoofd en senior wetenschappelijk onderzoeker bij het PBL)
De stad is de redding van de wereld. Ze is de motor van de economie, bron van duurzaamheid en geluk. Zelfs de armen zijn er beter af. Met die boodschap vloog de Amerikaanse econoom Edward Glaeser, auteur van The Triumph of the City, de afgelopen jaren de wereld over. In Nederland is bijzonder hoogleraar grootstedelijke vraagstukken Zef Hemel op de bagagedrager van Glaeser gesprongen waarbij hij, op 23 september in NRC, nog een stap verder gaat. Hij predikt het evangelie van de grote stad, de metropool: hoe groter de stad, hoe groter de positieve effecten, is de gedachte. Nederland zou moeten stoppen met het klein houden van zijn steden en het spreiden van voorzieningen.
Bewijsvoering dun
Het is een pleidooi voor een forse koerswijziging van het historisch gegroeide Nederlandse verstedelijkingspatroon. Stellige beweringen vragen om stevig bewijs, dat is goed wetenschappelijk gebruik. Maar de bewijsvoering is dun of afwezig. Zo is de veronderstelling dat groter ook beter is niet goed hard te maken, de stelling dat Nederlandse steden bewust klein zijn gehouden is het resultaat van selectief shoppen in de geschiedenis, net als de claim dat steden alles op eigen kracht kunnen.
Kleinere steden doen het soms beter
Ten eerste is er geen bewijs voor de stelling dat groter in alle opzichten (met name economisch en qua milieu) beter betekent. Kleinere steden doen het soms zelfs beter. Oslo en Zürich zijn per inwoner economisch productiever dan Parijs en Londen. Hemel vergeet ook te wijzen op de nadelen verbonden aan grote metropolen zoals verkeerscongestie, problemen met luchtkwaliteit en grote afstanden tot natuur- en recreatiegebieden. Het is zinvol eerst het belang van ‘omvang’ te onderzoeken alvorens de metropool op te hemelen.
Groei van steden niet afgeknepen
Daarnaast suggereert Hemel dat Nederlandse steden sinds de oorlog zijn afgeknepen in hun drang tot groei. Dit is historisch onjuist. In de periode 1965-1985 ruilden mensen massaal de stadswoning in voor een royalere woning buiten de stad. Dat is een autonome ontwikkeling, die overal in de westerse wereld te zien was en die los staat van overheidsbeleid. Pas in de jaren 80 keerde het tij, omdat er in steden woningen van hogere kwaliteit werden gebouwd. Die opbloei van de grote steden werd de afgelopen decennia ondersteund – dus niet afgeknepen – door nationale geldstromen voor stadsvernieuwing, grotestedenbeleid, herstructurering en Vinex.
Ook is het onwaar dat steden, met name Amsterdam, niet kunnen groeien omdat het Rijk hun groei remt. Het PBL liet onlangs zien (in de studieTransformatiepotentie: woningbouwmogelijkheden in de bestaande stad) dat de Amsterdamse regio een groot deel van haar woningbehoefte in de bestaande stad op kan vangen: er zijn veel on(der)benutte terreinen en gebouwen. Amsterdam wordt door niemand tegengehouden om die potentie te benutten.
Ook metropolen gevoelig voor economische ontwikkelingen
Tot slot is de claim dat metropolen alleen op eigen kracht moeten vertrouwen misleidend. “Een stad als New York trek je niet zo makkelijk omver”, aldus Hemel. Maar New York stond in 1975 voor een bankroet dat alleen werd afgewend door financiële hulp van president Gerald Ford. Meer recent is Detroit failliet geraakt; dit jaar pompte president Obama ruim 300 miljoen dollar in die metropool. Ook metropolen zijn gevoelig voor economische ontwikkelingen en kunnen soms niet zonder steun van de staat. Kwetsbaarheid van steden wordt vooral beperkt door een zo divers mogelijke economie.