Waar sommige steden subsidies inzetten om de beschikbaarheid van voldoende betaalbare bedrijfshuisvesting te borgen, focust Amersfoort voorlopig op ruimtelijk-planologische instrumentaria om grip te krijgen op ruimte voor productieve economie, intensiveren en beter benutten. 

Het college van B en W heeft medio oktober het ontwerp ‘Omgevingsprogramma Werklocaties’ ter inzage gelegd. Afhankelijk van zienswijzen of wensen en bedenkingen van de raad volgen er nog aanpassingen.  

Met de inzet van het omgevingsprogramma, een nieuw kerninstrument onder de Omgevingswet (zie kader), stelt de gemeente  Amersfoort zich vooral ten doel om bestaande bedrijventerreinen beter te benutten, naast kantoorlocaties en overige werklocaties in de stad. 

Achterliggende doelstelling is om het aantal banen mee te laten groeien met de Amersfoortse beroepsbevolking, en hiervoor ruimte beschikbaar te stellen. Dat doel kan slechts in beperkte mate door toevoeging van een nieuw bedrijventerrein bij de wijk Vathorst-Bovenduist, waar de gemeente nog ongeveer 10 hectare maagdelijke grond wil bestemmen als bedrijventerrein. De meeste ruimte zal in bestaand stedelijk gebied gevonden moeten worden, onder meer door economisch te verdichten. 

BT-event 14 november: sturen op ruimte voor werk 
Wethouder Willem-Jan Stegeman en programmamanager ruimte voor  economie Marco van Hoek lichten de beleidsambities en sturingsprincipes uit het Omgevingsprogramma Werklocaties toe op het BT Event

Omgevingsrechtadvocaat Anita Nijboer haakt aan met haar kennis over hoe je beleidsambities ‘hard’ maakt, en hoever je met het omgevingswetinstrumentarium kunt gaan om te sturen op ruimte voor werk, meer informatie: www.btevent.nl 

Transformatie- en afwegingskader 

Het Amersfoortse omgevingsprogramma bevat vooral beleidsuitgangspunten. Deze zijn uitgewerkt in een ‘Transformatie- en afwegingskader’ voor verschillende soorten gebiedstypologieën. In een tabel met algemene uitgangspunten per categorie bedrijvigheid staan de uitgangspunten beschreven die overal of voor een specifiek gebied in Amersfoort van toepassing zijn. 

Zo wil de gemeente geen zorgvoorzieningen of activiteiten zoals persoonlijk dienstverlening op bedrijventerreinen, omdat dit business-to-consumer-activiteiten zijn Die kunnen prima in gemengde gebieden worden ingepast, aldus de gemeente.

 In de gebiedsgerichte transformatiekaders geeft de gemeente Amersfoort aan wat de kaders zijn voor specifieke werklocaties, met per locatie aanvullende voorwaarden. 

Voor bedrijventerreinen hanteert de gemeente het beleidsuitgangspunt dat bedrijventerreinen vooral benut moeten worden voor ‘activiteiten die niet mengbaar zijn vanwege de aard van de bedrijfsvoering en activiteiten en bedrijven die hieraan verbonden zijn’. 

De nog geldende bestemmingsplannen (sinds 1 januari samengevoegd tot tijdelijk omgevingsplan) voorzagen nog in een brede gebruiksmogelijkheid. Daardoor vonden ook persoonlijke dienstverlening, sportscholen en zorgvoorzieningen hun plek op bedrijventerreinen.  

Bedrijventerrein voor bedrijfsruimte 

De relatief goedkope ruimte op bedrijventerrein verklaart volgens Willem-Jan Stegeman, wethouder financiën, economie en circulariteit bij de gemeente Amersfoort gedeeltelijk de stormachtige opkomst van veel leisure- en sportinitiatieven op bedrijventerreinen. Zo zijn er afgelopen jaar heel veel aanvragen voor padelcomplexen binnengekomen. 

In het nieuwe omgevingsprogramma wordt padel als commerciële sportfunctie toegewezen aan gemengde gebieden, wijken en voorzieningengebieden. Een uitzondering kan worden gemaakt voor commerciële sportfuncties die worden gemengd met perifere detailhandel (pdv) aan de randen van bedrijventerreinen. 

Per initiatief zal bekeken worden of de gemeente dit wenselijk acht. Uitgangspunt is echter dag ‘geen beschikbare of potentiële bedrijfsruimte verloren mag gaan als gevolg van de ontwikkeling’, aldus het omgevingsprogramma. 

Contramal 

Om activiteiten die mengbaar zijn en vaak kostbare (vanuit maatschappelijk oogpunt) milieuruimte op bedrijventerrein bezet houden een alternatief te bieden, wijst de gemeente ‘gemengde gebieden’ aan, zoals ‘Langs Eem en Spoor’, ‘Hoefkwartier’ en ‘Station Vathorst/Podium’. 

Stegeman spreekt in dat verband van een ‘contramal’ voor mengbare bedrijven op andere plekken in de stad. Uitgangspunt is dat economische activiteiten hier complementair zijn aan wonen en ook een wijkoverstijgende functie kunnen hebben vanwege een goede (OV-)bereikbaarheid. 

Aangewezen pdv-locaties mogen meerdere functies herbergen, omdat Amersfoort een overschot heeft aan pdv. Door onderdak te bieden aan mengbare bedrijven, dragen pdv-locaties zo bij aan de contramal, stelt Stegeman. 

Wijkeconomieën 

Naast bedrijventerreinen, voorzieningengebieden en gemengde gebieden worden in het omgevingsprogramma ‘wijkeconomieën’ als aparte categorie benoemd. Dit zijn primair woongebieden. 

Beleidsuitgangspunt is dat hier bestaande ruimte voor werkgelegenheid en bedrijvigheid behouden blijft, voor zover ze ten dienste staan aan de wijk. In woonwijken zijn veel zzp’ers gevestigd. ‘De inwoner is in toenemende mate ook producent’, benadrukt Stegeman. 

Om ervoor te zorgen dat het aantal arbeidsplaatsen meegroeit met de groei van het aantal inwoners van 161.000 in 2024 naar 189.000 in 2040, zijn ongeveer 32.000 extra arbeidsplaatsen nodig in regio Amersfoort. 

De gemeente wil daarvan 25.000 voor haar rekening nemen, waarvan 15.000 arbeidsplaatsen op bedrijventerreinen en 10.000 binnen informele werklocaties zoals wijkeconomieën. 

Grip terugpakken 

Tot nog toe verleende de gemeente vaak medewerking aan functieverandering (ook als dit afweek van de bestemming) onder het leidende principe van de ‘faciliterende overheid’. Het adagium luidde ‘ja, mits’. 

Als een ondernemer of ontwikkelaar nu met een initiatief komt dat afwijkt van het bestemmingsplan zal het nauwgezet aan de nieuwe beleidsuitgangspunten uit het Omgevingsprogramma Werklocaties worden getoetst. 

Daarmee verwacht Stegeman dat de gemeente al een belangrijk beleidsinstrument in handen heeft om grip terug te pakken op ruimtegebruik op bedrijventerreinen. 

Om dat effectief te laten zijn, heeft het college van B en W al wel op 9 juli een voorbereidingsbesluit genomen rond functiebeperkingen op bedrijventerreinen. Het geldende tijdelijke deel van het Omgevingsplan Amersfoort voor bedrijventerreinen liet namelijk nog veel ruimte voor functieverbreding. Die functieverbreding was vanuit leegstandsbeleid en het oude economische beleid ooit wenselijk. 

De ‘visie werklocaties’ die daar als beleidskader boven hing, komt pas te vervallen op het moment dat het Omgevingsprogramma Werklocaties wordt aangenomen. ‘Het voorbereidingsbesluit is noodzakelijk om te voorkomen dat er tijdens de periode van het opstellen van de nieuwe wijziging van het Omgevingsplan Amersfoort ontwikkelingen plaatsvinden, aldus de toelichting in het programma.

Stegeman: ‘Dit betekent dat de gemeenten met ingang van 9 juli al niet meer standaard medewerking verlenen initiatieven die in strijd zijn met het toekomstige beleid voor het gebied. Het “nee, tenzij” is daarmee sinds 9 juli al geldend.'

‘Initiatiefnemers zullen een aanvraag moeten indienen voor een BOPA (buitenplanse omgevingsplanactiviteit, red.) als zij activiteiten willen ontplooien die in strijd zijn met de primaire functie. Per casus zal dan worden gekeken of een activiteit strookt met de nieuwe uitgangspunten in omgevingsprogramma.’

Beleid past in trend 

Het Amersfoortse omgevingsprogramma past in een trend waarin gemeenten regie terug proberen te pakken op ruimte voor economie. Stegeman: ‘Ruimtelijke ontwikkeling was vroeger erg economisch gedreven, waarbij stedelijke ontwikkeling en groei gekoppeld werden aan economische belangen en vraag naar werk'

‘Tijdens de vastgoed- en economische crisis, en nu tijdens de wooncrisis weer, verslapt de aandacht voor ruimte voor economische ontwikkeling. Ook de afdelingen economie waren op gegeven moment vooral gericht op accountmanagement, leegstandsproblematiek en het versterken van ecosystemen en innovatie.’

Dat heeft er volgens de wethouder toe geleid dat veel bedrijventerreinen en kantoorlocaties zijn getransformeerd en er beperkt nieuwe locaties zijn bijgekomen. 'Hierdoor is ruimte voor economie in de verdrukking geraakt. Nu proberen steden weer grip op ruimte voor werk terug te pakken. Dat is belangrijk, mede in het licht van ruimte die nodig is voor circulaire economie en energietransitie, naast reguliere stadsverzorgende bedrijvigheid voor de groeiend stedelijke bevolking.’ 

‘Wij zitten niet achter het stuur van bedrijven', zegt Stegeman. ‘Wij proberen met studerend kaders regie terug te pakken op een zo optimaal mogelijke aanwending van schaarse ruimte. Uiteindelijk moet de markt ook meebewegen.’

'Sommige gemeenten zetten daar subsidies voor in. Wij zeggen: je moet in eerste instantie heel duidelijke verwachtingen scheppen over het toegestane gebruik. Ook daarmee vermijd je onjuiste verwachtingen over grondopbrengsten, en daarmee hopelijk speculatie.’ 

Van beleidsambities naar beleidsregels 

De beleidsuitgangspunten in het Amersfoortse omgevingsprogramma zullen uiteindelijk aangevuld moeten worden met beleidsregels in het Omgevingsplan. De vraag is in hoeverre je daarmee in bestaande omgevingen kunt sturen op bijvoorbeeld branchering, minimale bouwhoogte en minimale milieucategorie in bestaande werkomgevingen, en hoe je dus het maximale uit je omgevingswetinstrumentarium kunt halen. 

Deze en andere vragen staan centraal tijdens een werksessie op het BT Event, donderdag 14 november, Utrecht.

Programma onder de Omgevingswet 
Het omgevingsprogramma is één van de kerninstrumenten uit de Omgevingswet, formeel ‘programma’ geheten. Het is een thematische of gebiedsgerichte uitwerking van de omgevingsvisie of juist een aanvulling daarop. Naast ‘vrijwillige’ programma’s die gemeenten of de provincies kunnen initiëren zijn er wettelijke programma’s rond bijvoorbeeld geluid, die lagere overheden moeten uitwerken. 

Het vrijwillige programma wordt door kenners uitgelegd als een positief instrument dat stakeholders kan verbinden rond een gemeenschappelijk doel. Om een programma de status geven van ‘programma onder de Omgevingswet’ moet het bestuurlijk worden vastgesteld als college-bevoegdheid. 

Brede steun uit de raad is volgens kenners nuttig met het oog op eventuele aansluitende financiële besluiten waar de raad vanuit haar budgetbevoegdheid over gaat. Net als in de visie zijn in het programma geen ‘regels’ opgenomen, maar beleidsuitgangspunten. Een programma is net als de omgevingsvisie zelfbindend, wat betekent dat enkel de instantie die het vaststelt eraan gebonden is.