In het Klimaatakkoord is opgenomen dat in 2050 alle gebouwen aardgasvrij moeten zijn, en in 2030 49 procent CO2-reductie moet zijn gerealiseerd. De meeste ondervraagden begrijpen dat de overheid daarom beleid maakt voor aardgasvrij verwarmen, blijkt uit het PBL-onderzoek.
Van hen wil 88 procent minder afhankelijk zijn van andere landen voor energie en 76 procent vindt klimaatverandering een belangrijk probleem. Een ruime meerderheid denkt dat aardgasvrij bijdraagt aan deze doelen.
Wel hebben de ondervraagden moeite met de concrete invulling van het beleid, met name op het vlak van betaalbaarheid en kostenverdeling.
Veel ondervraagden vinden het bijvoorbeeld belangrijk dat rekening wordt gehouden met draagkracht onder burgers, dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen en dat er niemand ‘door het ijs mag zakken’.
Daarnaast willen mensen zekerheid dat aardgasvrij verwarmen niet te duur gaat worden. Veel ondervraagden hebben moeite met grote prijsverschillen tussen verschillende wijken.
Het huidige beleid slaagt er volgens het onderzoek nog niet in om de zorgen van Nederlanders over de betaalbaarheid en de kostenverdeling weg te nemen of aan te pakken.
Meer Rijksregie
Uit het onderzoek blijkt dat veel Nederlanders verwachten dat het Rijk de regie voert, burgers ontzorgt en de kosten rechtvaardig verdeelt. Ook verwachten zij dat de kosten voor een collectieve voorziening, zoals warmte, ook collectief gedeeld worden. Net zoals dat nu gebeurt bij veel infrastructuur.
De afgelopen jaren is de regie over de warmtetransitie juist steeds meer bij gemeenten komen te liggen, zegt het PBL. ‘Zij staan dichter bij de burger en kunnen makkelijker participatie organiseren.’ Maar gemeenten hebben volgens het onderzoeksbureau niet de middelen om de zorgen over kosten bij burgers weg te nemen.
Die klus om te ontzorgen vraagt om een grotere rol van het Rijk, benadrukt het PBL. Zij adviseren het Rijk daarbij om collectieve voordelen voor de lange termijn te combineren met individuele voordelen op de korte termijn.
Dit speelt bijvoorbeeld in het geval als een lokaal warmtenet collectief de goedkoopste optie is, maar bewoners individueel goedkoper uit zijn met individuele warmtepompen.
Het sturen op de laagste maatschappelijke kosten is bovendien een uitgangspunt van het Klimaatakkoord, stelt het PBL. ‘Maar zonder grotere rol voor de Rijksoverheid dreigt dit niet van de grond te komen.’
Mening van burgers meewegen
Gemeenten moeten zorgen dat burgers zich meer door de politiek vertegenwoordigd voelen, zegt het PBL. Uit het onderzoek blijkt dat nu 39 procent van de ondervraagden zich niet goed vertegenwoordigd voelt door gemeenteraadsleden. En die beslissen uiteindelijk over de warmteplannen voor de wijken.
‘Door de zorgen, voorkeuren en mogelijkheden van burgers beter in kaart te brengen en beter aan te sluiten bij de plannen, groeit de kans dat wijkplannen aanvaard worden', aldus het PBL.
Gemeenten kunnen het Rijk steunen bij zijn regierol om betaalbaarheid en eerlijke kostenverdeling aan Nederlanders te garanderen. ‘Namelijk door duidelijk te communiceren over onzekerheden en de mening van de burger goed mee te wegen bij het concretiseren van wijkplannen.'
Over het belang van participatie en communicatie over onzekerheden zijn de meningen verdeeld, maar gemiddeld gezien vinden burgers dit ook belangrijk. Zij aanvaarden een nieuw plan eerder als de gemeente tijdig, regelmatig en duidelijk communiceert over de bevindingen.
Meer dan de helft, 54 procent, vindt dat gemeenten niet mogen besluiten om het aardgasnet van een wijk weg te halen. Mensen vinden het ook belangrijk dat een meerderheid van de wijkbewoners een plan steunt (maar iets minder belangrijk dan andere factoren).
Liever publiek warmtenet
Ook blijkt uit het onderzoek dat burgers moeite hebben met warmtenetten die in handen zijn van een commercieel bedrijf. Een warmtenet waarvan de zeggenschap bij een overheid of bij een bewonerscoöperatie ligt, kan op meer acceptatie rekenen.
‘Dit is in lijn met het wetsvoorstel Wet Collectieve Warmte', zegt het PBL. ‘Hierin komt bij nieuwe warmtenetten een meerderheidsaandeel in publieke handen.