Dit ingezonden opiniestuk is geschreven door Milan Bergh, onderzoeker Hogeschool Rotterdam en partner APTO Architects en Gert-Joost Peek, lector Gebiedsontwikkeling en Transitiemanagement, Hogeschool Rotterdam.

Het Rijk heeft de ambitie om het aantal IBC+ locaties of nazorg-locaties af te bouwen. Dit zijn plekken waar de bodem zwaar vervuild is, omdat er vroeger zware industrieën, gasfabrieken of andere vervuilende bedrijven zaten. 

De verontreiniging is niet opgeruimd en de locaties worden nu enkel beheerd vanuit veiligheidsoverwegingen. ‘IBC+’ staat voor ‘Isoleren, Beheren en Controleren’. De ‘+’ staat voor vuilstortlocaties, die later aan het beleid zijn toegevoegd.

Het gaat om een gebied zo groot als de gemeente Maastricht, goed voor 65.000 woningen. Even ter vergelijking: de toekomstige vraag van de energietransitie zouden we kunnen oplossen met een zesde van dit oppervlak. 

Vanuit de noodzaak van het leggen van de ruimtelijke puzzel en de principes van water en bodem sturend zou je denken dat IBC+ locaties hoog op de agenda’s staan van beleidsmakers. Dit is helaas niet het geval.

Afbouw IBC+ locaties

Toekomstbestendige nazorg oftewel de afbouw van de IBC+ locaties is afhankelijk van vastgoedontwikkeling, vanuit de mantra van functiegestuurd saneren. Slechts wanneer ter plaatse een nieuwe bestemming wordt gerealiseerd die onverenigbaar is met de verontreiniging, wordt deze aangepakt. 

Dit heeft niets te maken met bodem sturend, maar alles met de mogelijkheid om kosten te verhalen op de vastgoedontwikkeling. In de praktijk zitten veel vervuilingen inmiddels zo diep, dat afgraven en afvoeren – waarbij de grond overigens nog steeds vervuild blijft - zeer kostbaar is en er voor inpakken wordt gekozen. Zo blijft het risico bestaan dat de vervuiling in het grondwater komt met alle gevolgen van dien.

Het beleid bestaat dus nu uit pappen en nat houden totdat er een ontwikkelinitiatief komt, waarna publieke middelen na afloop van de planningsprocedure beschikbaar komen voor enkel de toetsing via de omgevingsdiensten en/of inhuur van bodemexperts. Er is geen visie vanuit de bodem- en waterkwaliteit zelf. Terwijl de tijd wel begint te dringen. 

Groot maatschappelijk probleem

De huidige regelingen in het kader van de Wet Bodembeheer lopen rond 2035 af. Onder de Omgevingswet zijn daarna gemeenten zelf verantwoordelijk om de kosten van bodembeheer te dragen. Het is zeer waarschijnlijk dat veel gemeenten hier niet de financiële slagkracht voor hebben. Hiermee is een groot maatschappelijk probleem in de maak.

Door het loslaten van de afhankelijkheid, die het paradigma van functie-gestuurd saneren creëert, ontstaat ruimte voor een bodemgestuurde visie op verontreinigde locaties. En komen nieuwe beheer- en saneringsmethoden in beeld, waarbij het niet meer nodig is om alle vervuilingen af te graven en af te voeren. 

Deze nature based solutions vragen echter wel om een langetermijnvisie, maar dan is het goed mogelijk om met vegetatie en bacteriën vervuilingen te beheersen en over een tijdspanne van 50 tot 100 jaar geheel op te ruimen. Bovendien zit zo’n aanpak mogelijke herontwikkeling van de locatie niet in de weg.

Het Rijk moet stoppen met beleid dat enkel is gericht op ‘isoleren, beheren en controleren’ en overgaan naar ‘schoonmaken en activeren’. Het geld wordt dan gebruikt om waar mogelijk nature based solutions in te zetten. 

De verontreinigde locaties worden weer onderdeel van de planologie en kunnen worden ingezet voor andere opgaven. Zo kan op een hoger schaalniveau worden gezocht naar haalbare integrale oplossingen die niet via steeds kleinere, marktgedreven ontwikkelingsplannen kunnen worden gevonden.

Wat is het ons waard om in een land te leven waar de bodem schoon is?