Nederland heeft het wettelijke doel om uiterlijk in 2050 klimaatneutraal te zijn. Dat betekent dat veel geëlektrificeerd wordt en dat heeft grote impact op het elektriciteitsnetwerk. Daarom zijn 50.000 nieuwe transformatorstations nodig. 

Alleen, hoe moet een gemeente dat ruimtelijk inpassen? Volgens de onderzoekers van het initiatief Verbetering van de Informatievoorziening Voor de Energietransitie (VIVET) zijn dit de belangrijkste conclusies: 

  • Gebruik een stappenplan 
    Bij het plaatsen van een nieuw transformatorstation zijn gemeenten en netbeheerders betrokken. Zij stellen mogelijk allebei andere eisen aan de plaats waar het nieuwe station komt. Daarom is pas veel overleg nodig en een stappenplan kan daarbij helpen. 
     
  • Gebruik ruimtelijke data 
    Gemeenten en netbeheerders moeten op eigen kaart aangeven welke plekken voldoen aan hun wensen en eisen. Het gaat onder meer om het eigenaarschap van de grond, de afstand tot woningen of de aanwezigheid van groen. Door die kaarten op elkaar te leggen, is direct duidelijk waar de overlap is.  

Wat is VIVET? 

Het Kadaster, het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL),Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) werken sinds 2019 samen in het verband VIVET. Ze worden daarbij ondersteund door de ministeries van EZK en BZK.  
 
VIVET werkt vraaggestuurd en ontwikkelt, bundelt en/of verbetert data, zodat het datafundament op orde is en ontvangers van de onderzoeken goed onderbouwd kunnen werken aan de energietransitie. 

De onderzoekers maken op basis van de eisen van gemeenten op verzoek een interactieve kaart met plekken die mogelijk geschikt zijn voor transformatorstations. Gemeenten kunnen op zo’n kaart aanvinken met welke eisen ze rekening willen houden. 

In het rapport geven de onderzoekers ook een voorbeeld. Zo wordt in twee buurten in Zwolle gekeken naar de beste plekken voor een transformatorhuisje.  

Daarbij maakten de onderzoekers gebruik van de Basisregistratie Kadaster (BRK), De Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG), de Basisregistratie Topografie (BRT) en de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT). 

Naast de ruimtelijke data interviewden de onderzoekers twee netbeheerders en drie gemeenten.