Het advies van de plaatsvervangend procureur-generaal (plv. PG) Wissink volgt op de vraag van de kantonrechter in Amsterdam aan de Hoge Raad om meer duidelijkheid over bepaalde rechtsregels rond huuropslag in de vrije sector.
In die zaak stelden huurders van woningen van ASR dat een opslagbeding oneerlijk was. Het ging om de afspraak dat de verhuurder de huur jaarlijks mag verhogen met de inflatie plus nog eens maximaal 3 procent.
Over dit soort kwesties spelen sinds vorig jaar meerdere rechtszaken, want huurders vinden dat die extra opslag willekeurig is en daarom oneerlijk.
In een vrijdag gepubliceerde conclusie noemt de plaatsvervangend procureur-generaal, die de Hoge Raad adviseert, een opslagbeding van maximaal 3 procent aanvaardbaar.
De klacht dat verhuurders niet uitleggen waarvoor die extra huurverhogingen dienen, houdt volgens de adviseur geen stand.
Ook in gereguleerde delen van de huursector, zoals de sociale huur, krijgen huurders volgens de PG geen uitleg waarom de prijzen mogen stijgen met een percentage boven op de inflatie.
'Deze verhogingen berusten op de wet. Voor de jaarlijkse huurverhogingen in de vrije sector geldt dat die vanaf 1 mei 2021 nog door de wet zijn toegelaten', aldus de PG.
Het extra percentage van 3 procent is hoger dan in de Wet Betaalbare huur staat. Volgens die wet mag een verhuurder maximaal 1 procent boven op de inflatie bij de huurders in rekening brengen.
Voor dit jaar bedraagt de maximale huurverhoging 5,5 procent, waarvan 4,5 procent als inflatiecorrectie. Gemeenten moeten erop toezien dat dit percentage niet wordt overschreden.
Het is onduidelijk wanneer de Hoge Raad een uitspraak doet over de vragen van de kantonrechtbank Amsterdam.
Andere rechters die over vergelijkbare zaken moeten oordelen, wegen de antwoorden van de Hoge Raad waarschijnlijk mee in hun uitspraken.
Deze beslissingen hebben waarschijnlijk grote gevolgen voor honderdduizenden huurders die dezelfde soort bepalingen over huurprijsverhogingen in hun contract hebben staan.
Het advies van de PG is onafhankelijk en de Hoge Raad is vrij dit al dan niet te volgen.