Het Parool beschrijft de dagelijkse chaos: ‘Terwijl de terrassen ’s morgens worden opgesteld op het Gerard Douplein, staan aan alle zijden van het plein bestelbussen geparkeerd om spullen uit te laden.’
'Het merendeel staat niet op de daarvoor aangewezen plekken, maar dubbelgeparkeerd, dwars op de stoep of midden op straat. Fietsers en voetgangers slalommen tussen de horecamedewerkers en leveranciers door'. Om nog maar te zwijgen over de afval- en fietsparkeerproblemen in de buurt.
Niet iedereen is blij met de aanpak. Ondernemers vinden de tijd te kort of vinden het gewoon gezeur. Het is een lastig gesprek. De winkeliers leggen hun claim op de openbare ruimte. Maar, ook de horeca, andere ondernemers, de bewoners, de bezoekers met de fiets en auto en de gemeente.
Een simpele optelsom werkt dan echt niet. De openbare ruimte is vol. Iedereen schuift zijn fietsparkeer-, afval- en bevoorradingsprobleem naar de openbare ruimte die 'van iedereen is'. Dan is iedereen er vanaf. Zo werkt dat natuurlijk niet.
Als er simpelweg te weinig ruimte is voor 'alles' dan moet je als gemeente ingrijpen. Zorg voor inpandig fietsparkeren, kom met slimme oplossingen voor afval, minder parkeerplekken, stel eisen aan inpandige opslag door bedrijven en dwing innovatie in stadslogistiek af. En misschien zijn er wel te veel ondernemers? Anders blijft het pleisters plakken.
De openbare ruimte is van iedereen en niet van de grootste schreeuwer. Opvallend vaak hoor ik ‘ik moet‘. Maar, ik hoor niemand vragen ‘mag ik?‘. De gemeente moet de spelregels bepalen en ingrijpen.