De ambitie is groot, maar de waarde ook: een nieuwbouwwijk die niet is aangesloten op het landelijke stroomnet, maar elektriciteit zelf wint, verdeelt en intern in balans houdt. Een oplossing voor netcongestie en een voortrekker voor andere wijken.
Maar zover is het nog niet. In een consortium met minstens 125 andere partijen, zoals overheden, onderwijsinstellingen en bouwbedrijven, onderzoekt Alliander wat er nodig is om zo’n balanswijk te realiseren. Dat consortium is inmiddels flink gegroeid, sinds het bedrijf eind vorig jaar de BalansWijk aankondigde. Ook het Rijk is aangesloten.
‘Sindsdien heeft het consortium onder meer gewerkt aan een handvol principes die leidend moeten zijn bij een balanswijk. Zoals de vooropstaande focus op het welzijn van inwoners', vertelde Maartje Brans, directeur innovatie Alliander, woensdag tijdens een presentatie op het hoofdkantoor in Amsterdam.
Het consortium heeft een conceptueel ontwerp gemaakt van een balanswijk in Almere, één van de gemeenten uit het consortium. Deze conceptwijk is een variant die geen gebruikt maakt van een nabije warmtebron, zoals een fabriek of natuurlijke bron. ‘Binnenkort volgt ook het conceptuele ontwerp van een balanswijk mét een warmtebron.’
Ruimtelijke puzzel
Om tot een ontwerp te komen moest het consortium puzzelen met veel ruimtelijke vereisten: 270.000 vierkante meter aan woonruimte, vijftien procent wateroppervlakte, 2.500 (gemixte) woningen via de huidige BENG-normen, en 146.000 vierkante meter groen.
Om dit zelfvoorzienend te maken is datzelfde oppervlakte nogmaals nodig: 282.000 vierkante meter voor één windturbine, 56.000 vierkante meter aan zonnepanelen, 147.000 vierkante meter voor energieopslag en een eigen warmtenet.
Met deze ‘boodschappenlijst’ heeft het consortium een wijk ontworpen door vooral veel ruimte te combineren en functies te stapelen: met zonne-energie op daken en agrarische gronden, een windturbine in groen recreatielandschap en batterijen waar mogelijk onder woningen.
Maar er zijn meer middelen om een balanswijk te ontwerpen. ‘Een belangrijk instrument is passieve woningbouw', vertelde Brans. Bij passieve woningbouw wordt de energievraag van huizen beperkt met hoge isolatie en worden de woningen strategisch geplaatst ten opzichte van wind en zon.
Andere kenmerken van passieve woningbouw: het strategisch verdelen van de nodige energie over verschillende huizen en auto's, het zoveel mogelijk opwekken van energie waar mogelijk, een collectieve warmtevoorziening op blokniveau, en het terugbrengen van energiegebruik in strenge winters.
Gedragsverandering
Met deze middelen moet het mogelijk worden om een wijk te creëren waarin de vermogensvraag en aanbod van elektriciteit op alle tijden in balans zijn, aldus Brans namens het consortium. ‘Een volledig losgekoppelde wijk is nu nog niet mogelijk', voegde ze toe. Enkele vraagstukken staan dit nog in de weg.
Een belangrijke kwestie is dat energieopslag nog beter moet worden ingepast in de wijk. Volgens Brans is de techniek daarvoor ver genoeg. Dan is er nog de eigenaarskwestie. ‘De wijk krijgt een eigen energienet, waarbij meerdere huizen dezelfde energie gaan delen. De vraag rijst wie eigenaar is van deze energie en infrastructuur.’
Er is nog een sociale uitdaging. Namelijk het veranderen van energieverbruik door inwoners. ‘In strenge winters zullen bewoners moeten bezuinigingen op hun energieverbruik. Anders zal een balanswijk simpelweg niet mogelijk zijn.’
Het realiseren van een balanswijk zal van grote waarde zijn voor de woningbouwopgave, benadrukte Brans. Bouwbetaalbaarheid, bouwsnelheid en juridische zaken staan daarbij centraal. Hoe dat samengaat met het realiseren van een balanswijk, bijvoorbeeld via prefab-woningen, wordt nu onderzocht in het consortium. ‘Het liefst zien we woningen met een batterij en “stekker” uit de fabriek komen', lichtte Brans toe.
Maar om huizen voor een balanswijk te bouwen is meer nodig. ‘Energie is nu een ondergeschoven kindje in de bouw omdat het stroomnet er altijd al ligt', benadrukte de directeur. ‘Energievoorziening is amper geïmplementeerd in de businesscase, bouwnormen, gronduitgifte of ontwerpsoftware. We moeten dit beter meenemen in onze ruimtelijke ordening en verder kijken dan de grenzen van een kavel.’
Pilotwijken
Het voornaamste doel is dat de balanswijk er echt komt, en als voorbeeld dient voor de duurzame bouwopgave. ‘In 2030 hopen we dat we er eentje hebben gebouwd', vertelde Brans. ‘Het liefst twee of drie pilotlocaties verspreid over Nederland.’
De gemeente Almere voegde zich al snel enthousiast bij het consortium, en dient nu als onderzoekslocatie voor een conceptuele wijk. Mede omdat netcongestie in Almere een grote bouwbarriere is. ‘Maar het is nog te voorbarig om te stellen dat Almere hier als eerste mee aan de slag gaat', benadrukte Brans. Ook de gemeente Arnhem werkt mee aan het onderzoek.
De directeur Innovatie benadrukte dat het concept van een balanswijk van iedereen is, en hoopt vooral dat steeds meer gemeenten wijken gaan bouwen die in mindere mate afhankelijk zijn van het landelijke stroomnet. ‘Gemeenten en ontwikkelaars kunnen nu al zorgvuldiger kijken naar collectieve energiestromen en passieve bouwontwerpen', tipte Brans.