'We zijn in 2020 gestart met werken onder de Omgevingswet terwijl die er nog niet was,' zegt de Veense wethouder Stroobosscher. Participatie was voor hem en de gemeenteraad toen al een belangrijk onderdeel. Juist ook voor externe initiatiefnemers.

'Participatie is mooi omdat bewoners meer kennis hebben van het gebied. Het is waardevol als een initiatiefnemer deze lokale kennis ophaalt’, zegt hij. Veenendaal was een van de voorlopers op het gebied van participatie en de stad lanceerde zelfs een handreiking voor initiatiefnemers.

Daarin wordt in vier onderdelen - analyse, plan, uitvoering en verslag - informatie en tips gegeven voor de aanpak van een goed participatieproces. Zeer waardevol voor alle initiatiefnemers, zegt Stroobosscher. ‘Initiatieven worden er beter van.’ Alleen is participatie niet heel duidelijk omschreven in de Omgevingswet.

Participatie is vormvrij

'Een euvel in de wet is dat participatie weliswaar verplicht is, maar de invulling vormvrij. Een initiatiefnemer kan simpelweg een avondje voor omwonenden organiseren en daarmee voldoen aan participatie', verzucht de wethouder. Toch ziet hij mogelijkheden om binnen de Omgevingswet te sturen op participatie.

Zelf heeft Veenendaal de zaakjes op orde: er is sinds 2019 een participatievisie opgesteld. ‘In deze visie “Samen maken we de stad” hanteren we verschillende treden van participatie die we zelfbindend toepassen', vertelt hij. Met behulp van een participatietrap betrekt de stad belanghebbenden bij projecten.

Het vormgeven van participatie in beleid en voldoen aan de motiveringsplicht vereist duidelijke omschrijvingen in het omgevingsplan. 'Je moet in het omgevingsplan goed omschrijven wat je wel en niet toestaat. Het is niet meer 'nee, tenzij', maar 'ja, mits'. Dit moet uitputtend aan de voorkant worden beschreven', aldus Stroobosscher.

Door zelf duidelijk te zijn in de omgevingsvisie en consistent in de uitvoering van het participatiebeleid, wil de wethouder initiatiefnemers inspireren om met de handreiking aan de slag te gaan. Voor sommige activiteiten is een omgevingsvergunning nodig. Daarmee kan hij alsnog zorgen dat een initiatiefnemer de handreiking ter harte neemt.

Omgevingsvergunning

’Bij de beoordeling van een aanvraag voor een omgevingsvergunning wil de vergunningverlener graag weten of alle belangen en afwegingen tijdens het participatieproces op tafel zijn gekomen. En of de inhoudelijke opbrengst van de participatie kan worden meegenomen in de afweging die de vergunningverlener maakt, legt Stroobosscher uit. 

Stroobosscher: ‘Het is aan de initiatiefnemer om dit inzichtelijk te hebben bij de aanvraag. Is deze informatie niet overtuigend, dan kan de gemeente een zienswijzeprocedure starten om deze informatie alsnog te krijgen. Bij een reguliere procedure wordt de beslistermijn op de aanvraag dan verlengd van acht naar veertien weken.  Dit gaat dan over belangen, niet over draagvlak.' 

Wat is dan slechte of onvoldoende participatie? Dat wordt niet duidelijk uit de Omgevingswet. ‘Er is wel zoiets als redelijkheid. Voor wat redelijk is en wat niet, zullen we moeten wachten op jurisprudentie vanuit de Raad van State.’

Dat duurt de Veenendaalse wethouder te lang. Hij zet in op communicatie met initiatiefnemers. Die probeert hij te overtuigen van het belang van participatie. ‘Communiceer helder en duidelijk aan de voorkant en betrek de buurt tijdig bij de plannen', houdt hij initatiefnemers voor.

Dit voorkomt verrassingen en geeft de buurt tijd om aan plannen te wennen en input te geven. ‘Dat gesprek is vaak best eng’, zegt hij. Zo kent hij praktijkvoorbeelden van kleine particuliere initiatiefnemers, die niet met de buren spraken over hun plannen.

‘Omdat de vergunningaanvraag nog niet was ingediend, heb ik toen gezegd: ga alsnog aan tafel. Desnoods schuift een ambtenaar aan als mediator. Uiteindelijk komen ze er samen wel uit. Vaak wordt zo'n plan dan ook beter.’

Financiële haalbaarheid

Dat geldt ook voor grote initiatiefnemers, al speelt daar de financiële haalbaarheid mee. ‘Als Rijk of gemeente kun je best ver gaan in participatie tot zelfs co-creatie, maar voor een particuliere initiatiefnemer ligt dat anders.’ 

Neem een projectontwikkelaar die op eigen grond een gebouw met zes verdiepingen wil realiseren. Als dat vanuit de omgevingsvisie past, dan geldt: ‘ja, mits”.’ Tijdens het participatieproces kunnen omwonenden pleiten voor maximaal vier bouwlagen. ‘Zo’n initiatiefnemer luistert wel, maar of hij aan bezwaren tegemoet kan komen, heeft ook te maken met de financiële haalbaarheid.’ 

Dat kan leiden tot teleurstellingen, zegt Stroobosscher. ‘Het woord participatie heeft bij sommige omwonenden het idee postgevat dat dan moet gebeuren wat  zij willen. Ze kunnen aangeven wat wensen en belangen zijn, maar de initiatiefnemer hoeft daar uiteraard niet in mee te gaan. En voor de gemeente als vergunningverlener speelt ook een algemeen belang, namelijk het grote aantal woningzoekenden.’

Belangrijk is dat de buurt tijdig bij de plannen wordt betrokken, vat Stroobosscher zijn participatiestrategie samen. ‘Overval mensen niet en start al in het begin van het traject met communiceren en participeren. Of start een jaar eerder, zodat de buurt tijdig op de hoogte is. Tegelijkertijd kun je als initiatiefnemer kijken of door participatie je plan beter wordt.'