Het verhaal over schaliegas in Nederland begint in juni 2009. Een persbericht verkondigt de boodschap dat Nederland misschien wel 500.000 miljard kubieke meter onconventioneel aardgas heeft; meer dan 175 keer het Groninger veld.

Wat dan volgt is een opeenvolging van lokale en nationale gebeurtenissen. Hoogtepunten: de vergunningaanvraag van Cuadrilla om in Boxtel een proefboring te doen (2009/2010); het verzet van één bewoner, de heer Atsma, in het buurdorp Haaren; de rechtszaak van Rabobank tegen het positieve besluit van de gemeente Boxtel (2011); het instellen van een moratorium door de minister, gevolgd door onderzoek (2011/2012); de oprichting van Schaliegasvrij Nederland (2012); en de afronding van het onderzoek terwijl de begeleidingscommissie uit elkaar valt (juli 2013). Op weg naar een structuurvisie besluit de minister nog tot nieuw onderzoek (augustus 2013), maar in juni 2015 is de structuurvisie van de baan, wordt de vergunningaanvraag niet verlengd en worden de keuzes verlegd naar de structuurvisie ondergrond en het Energierapport 2015.

Het boek van Remco de Boer (Tussen hoogmoed en hysterie: vijf jaar een strijd tegen schaliegas in Nederland) vertelt dit verhaal op aantrekkelijke wijze. In het boek loopt het verhaal over schaliegas tot wat hierboven staat. Die reconstructie van het verhaal moet u overigens om allerlei redenen toch maar eens zelf gaan lezen. Het is zeer leerzaam.

Opvallende zaken

Het boek van De Boer geeft een zeer feitelijke beschrijving van het verhaal. Hij heeft ervoor gekozen om niet te reflecteren op de gebeurtenissen. Daardoor is een boek ontstaan dat door ‘beide kampen’ kan worden gelezen. Enkele opvallende zaken:

  • Het begrip ‘onafhankelijkheid’ vervliegt

De tegenstelling tussen de betrokkenen wordt al snel gepolariseerd. Door het ontbreken van vertrouwen in een dergelijke situatie was al snel iedere deelnemer ingedeeld in een van de kampen. Ook deelnemers zonder enig belang in deze zaak. Dat kan niet beter geschetst worden dan De Boer zelf doet in zijn inleiding. Daar vertelt hij hoe hij na een kritische column in oktober 2011 in het kamp der voorstanders werd ingedeeld met het predicaat ‘gaslobbyist’. Een ander voorbeeld van dit wantrouwen is de gang van zaken rond het onderzoek naar de risico’s van schaliegas. De Commissie m.e.r. wordt onvoldoende vertrouwd als beoordelaar. De beide betrokken gemeenten wilden bijvoorbeeld een begeleidingscommissie waarin ook verklaarde tegenstanders van schaliegas zouden zitten. Die commissie komt er, met de naam ‘klankbordgroep’, en bestaat voor het merendeel uit verklaarde tegenstanders.

  • Feiten en media

De meeste journalisten toetsen de uitspraken en conclusies die ze overnemen niet. Zo koppelt men elementen uit Amerikaans onderzoek naar schaliegas direct aan de Nederlandse situatie, zonder navraag te doen of dit realistisch is. Men herhaalt de uitroep ‘er is grote weerstand’ op momenten dat die er nog niet was. En als laatste wordt veel herhaald dat het bedrijf ‘onbekende chemicaliën’ in de ondergrond brengt, terwijl vanaf het begin duidelijk is om welke twee chemicaliën het gaat.

  • Bestuurders en politici

Wat allereerst opvalt, is dat de uitwisseling en de samenwerking tussen bestuurders in de verschillende overheidslagen (Rijk, provincie, gemeente) nogal slecht is. Verder laat dit verhaal nog eens extra duidelijk zien hoe het onderhandelen van bedrijven met gemeenten plaatsvindt. Opzienbarend is de rol van de vele politici die worstelen met inhoud en emotie. Uiteindelijk lijken zij ‘mee te waaien met de publieke wind’.

  • Toeval

Het is niet te bewijzen, maar het lijkt er toch erg op dat het verhaal heel anders was gelopen als die ene persoon die in de buurt van de geplande proefboring woonde en een leidend ï¬guur van het verzet werd, niet én arts/epidemioloog bij de farmaceutische industrie is én in de buurgemeente woont én een ondernemend en doorzettend karakter heeft.

De lessen

Kun je iets van dit verhaal leren? En zo ja, kun je met die lessen de praktijk rond dit soort processen verbeteren en professionaliseren? Uit onze beider ervaring op het gebied van analyses en evaluaties van projecten hebben wij een methodiek afgeleid. Hierin nemen we bij activiteiten waarin de ondergrond een (hoofd)rol speelt ‘de plek’ als uitgangspunt voor welke vorm van verandering, sturing of project dan ook. Deze vorm van verkenning noemt men tegenwoordig 'maatschappelijke karakterisering van een plek'. Uit onze analyses hebben we geleerd dat het helpt om in een vroeg stadium de volgende vragen te stellen:

  1. Wat speelt er op de plek en wie heeft welke belangen?
  2. Wat kan partijen rond de plek bewegen tot verandering?
  3. Hoe kun je omgaan met grenzen zoals belangen van partijen die niet gelijk profijt hebben van de beoogde verandering, grenzen in wetgeving of beperkte financiële middelen?

In het schaliegasverhaal zijn deze vragen door geen van de actieve partijen gesteld. Had men dit wel gedaan, dan was men al snel tot de conclusie gekomen dat de plek Boxtel niet geschikt zou zijn voor de winning van schaliegas. Wel hebben de actieve partijen iets gedaan aan maatschappelijke karakterisering, maar de uitkomsten daarvan hebben de aanpak niet beïnvloed. In feite heeft men in de communicatie met lokale partijen zo goed als alle lessen uit de risicocommunicatie links laten liggen.

Verhelderen van het speelveld

Natuurlijk kun je met onze methodiek niet alle weerstand overwinnen of alle publieke controverses voorkomen. Maar dat is het doel ook niet. Het doel van de methodiek is niet ervoor zorgen dat je maatschappelijk draagvlak voor een project bereikt. Dan stel je namelijk het project als resultaat voorop, een resultaat dat je linksom dan wel rechtsom moet bereiken. De methodiek is er primair op gericht om iedereen tot zijn recht te laten komen door het speelveld rond de plek te verhelderen. Alle belangen maak je zichtbaar en begrijpelijk, juist als ze conflicteren, evenals de rol van iedere partij. Ook de kennis, het mogelijke gebrek aan kennis en de daarbij horende onzekerheden krijg je voor het voetlicht. Aanvullend probeer je informatie boven tafel te krijgen over hoe met de grenzen kan worden omgegaan, zoals de condities waarbij een project wel en niet door een partij acceptabel wordt gevonden. Dat vereist een houding die niet direct past bij een ondernemer of een politiek bestuurder; de basiscompetentie voor deze aanpak is immers luisteren, niet zenden.

Het goed toepassen van de methodiek vereist een vaardigheid in het verbinden van mensen en belangen, terwijl je ook inzicht in de technische en financiële kant van de zaak moet hebben. Als de actieve partijen dit op een open manier doen, laten zien dat ze alle zorgen serieus nemen én aantoonbaar rekening houden met wat ze leren uit deze interacties, dan wint men zowel aan vertrouwen als aan geloofwaardigheid.

Interactiehobbel

Velen vragen zich af waarom juist het ‘verhaal schaliegas’ is uitgelopen op een onoverbrugbare controverse. Als wij goed naar de praktijk kijken, is het eigenlijk andersom: waarom blijven de verhoudingen binnen de andere ruimtelijke projecten op een redelijke voet? De aanpak is veelal verre van professioneel, geheel niet gericht op het willen luisteren naar elkaar of het willen samenwerken. Eigenlijk is het een wonder dat veel projecten wél van de grond komen.

In het verhaal schaliegas is het niet gelukt om de lessen uit het verleden te gebruiken. De gang van zaken lijkt als twee druppels water op de gebeurtenissen rond CO2-opslag in Barendrecht (2008-2010). Het lukt dus (weer) niet om de aanpak van omgevingsprojecten in de ondergrond te professionaliseren. Dit bevestigt het beeld uit onze evaluaties. Het lijkt erop dat je de conclusie kunt trekken dat de actieve partijen niet in staat zijn te leren en te professionaliseren op het punt van maatschappelijke interactie.

Dat geldt zowel voor de industrie als voor de overheden. Te vaak kiezen beide voor de aloude strategie van ‘Besluiten – Aankondigen – Verdedigen’. Een strategie die steeds slechter werkt, omdat in het huidige tijdsgewricht – met ruim voorhanden middelen tot onderlinge communicatie – de publieke opinie goed in staat blijkt te zijn om ‘in beton gegoten besluiten’ toch weer vloeibaar te maken. Duidelijk is wel geworden dat deze onzorgvuldige plan- en besluitvormingsprocessen de afstand tussen burger en bestuur alleen maar groter maken. In het geval van verduurzaming van de energievoorziening leiden deze processen eerder tot weerstand en verzet dan tot samenwerking en draagvlak.

Epiloog

Anno 2016 heeft iedere burger via internet toegang tot veel informatie en via sociale media toegang tot menselijke netwerken. En het lijkt, althans in Nederland, of de meeste burgers erg ontevreden zijn over veel van wat er in hun omgeving gebeurt. Voor politici en bestuurders aanleiding om hun pijlen te richten op het begrip ‘draagvlak’. Onvoldoende draagvlak betekent vaak: een redelijke hoeveelheid mensen die zich hoorbaar maken, is tegen. Dat krijgt dan al gauw de volgende vertaling: ‘Ondanks dat de publieke opinie positief leek te staan tegenover het oplossen van de gesignaleerde maatschappelijke problemen blijkt de mate van publieke acceptatie van een gekozen oplossing uiteindelijk laag te zijn.’

Niemand kan tegen de ambitie zijn om de energievoorziening betaalbaar en betrouwbaar te houden en tegelijkertijd duurzamer te maken. Dat is een ambitieuze politieke, bestuurlijke en industriële opgave. Het is ook een opgave die allen serieus zouden moeten nemen: burgers, politici, ondernemers, bestuurders. Eigenlijk is Nederland hiervoor misschien wel te klein. Het is een opgave met vooral veel kosten in het hier en nu, en baten in de toekomst. Minister Kamp heeft op 18 januari dit jaar het Energierapport naar de Tweede Kamer gezonden. Alle belanghebbenden worden in dat rapport uitgenodigd om mee te doen aan de brede Energiedialoog, een proces van inspraak dat moet leiden tot concretisering van de visie en besluiten in het Energieakkoord. De op 7 april gestarte dialoog moet nog voor de zomer worden voltooid. 

U zult waarschijnlijk begrijpen dat een dialoog die nog geen drie maanden duurt, niet veel meer kan zijn dan het uiten van wensen en het ventileren van veto’s: geen wind, geen biomassa, geen schaliegas en geen aardwarmte. Voor een noodzakelijke verandering krijg je zo geen begrip en dus geen draagvlak. Het gezamenlijk ontdekken van de gedeelde verantwoordelijkheden, lasten én opbrengsten van nieuwe energie- technologieën is ons inziens een eerste stap om dat draagvlak wél te krijgen.

Dit artikel is geschreven door Barend van Engelenburg en Mike Duijn en is afkomstig uit Tijdschrift Milieu, juni 2016.