‘Met de landelijke aanpak optoppen willen we de kansen die er zijn voor optoppen omzetten naar het sneller en op grotere schaal realiseren van meer betaalbare woningen', zegt De Jonge in een brief aan de Tweede Kamer. 

Het eerste doel is om onderstaande belemmeringen weg te werken. Volgens De Jonge gaat het onder meer om: 

  • Gebrek aan goede praktijkvoorbeelden en een overzicht hiervan; 
  • Onvoldoende inzicht in kosten en opbrengsten op langere termijn, wat zou zorgen voor terughoudendheid bij investeringen; 
  • Onvoldoende draagvlak en/of onbekendheid bij bestaande bewoners en lokale politiek; 
  • Belemmeringen in zowel landelijk als gemeentelijk beleid en regelgeving, zoals onduidelijkheid in de toepassing van het bouwbesluit, hoge parkeernormen, welstandseisen en restricties in het omgevingsplan; 
  • Hoge kosten en lange doorlooptijden als gevolg van de inzet van maatwerkoplossingen; 
  • Risico op vertraging van bestaande plannen voor renovatie en verduurzaming; 
  • Onvoldoende capaciteit en kennis bij gemeenten. 

Om hieraan te werken heeft het plan drie actielijnen uitgewerkt: 

  • Faciliteren door het creëren van de juiste condities en randvoorwaarden voor optoppen, bijvoorbeeld door het wegnemen van onduidelijkheden in regels en beleid en kennisontwikkeling- en deling. ‘Hiervoor benutten we onder andere de praktijkvoorbeelden van de deelnemers aan de Optop2000*.’
  • Opschalen van de vraag naar optoppen door met gemeenten, corporaties en markt toe te werken naar afspraken over het verder uitrollen en opschalen van optoppen in gebieden/wijken met veel optoppotentie.
  • Standaardiseren door samen met de sector te verkennen welke aanpak nodig is voor meer standaardisatie en industriële woningbouw. ‘We verkennen waar de behoefte en concrete mogelijkheden zitten en welke randvoorwaarden, processen en middelen hiervoor nodig zijn.’ 

*De Optop2000 werd afgelopen oktober al in het leven geroepen. Partijen die met optoppen wilden starten konden zich aanmelden. Aan de hand van die projecten wilde de overheid inzichtelijk maken wat er nodig is om optoppen op grotere schaal tot een succes te maken.  

Volgens De Jonge is het ook belangrijk om in beeld te krijgen hoeveel er al wordt opgetopt en hoeveel woningen de komende jaren via optoppen worden gerealiseerd.  

Om dit inzicht te verkrijgen is De Jonge in overleg met het Kadaster. Doel is om cijfers over de vergunningverlening en de start van de bouw van optopwoningen, maar ook splitsing en transformaties, uit de basisadministratie adressen en gebouwen (BAG) af te leiden. Als dit mogelijk is, worden de cijfers in het derde kwartaal bekend. Ook het CBS werkt aan een rapportage.

Het Rijk spreekt over een optoppotentie van 100.000 nieuwe woningen. De meeste kansen zouden liggen in naoorlogse wijken met veel 3- en 4-laags flats. Steeds meer gemeenten en woningcorporaties onderzoeken daarom de mogelijkheden om extra woningen te realiseren op platte daken.

Eerder zei branche-organisatie WoningbouwersNL dat minder gebouwen geschikt zijn voor optoppen dan vaak wordt aangenomen. Splitsen, optoppen, en aanbouwen lopen vaak tegen juridische, praktische en technische beperkingen op. Daarom leveren deze methoden volgens de branchevereniging geen significante bijdrage aan het oplossen van het woningtekort in Nederland.

Kennisplatform 

Met een aantal grotere gemeenten (Ede, Eindhoven, Leeuwarden, Rotterdam, Zoetermeer) gaat het Rijk een aanpak voor gebiedsgericht optoppen verkennen. ‘Dit zijn voorlopers met de ambitie om op grotere schaal op te toppen. De lessen uit deze aanpak kunnen vervolgens benut worden voor de bredere uitrol op andere plekken in het land.’

Ook is er een gezamenlijk kennisplatform gelanceerd. Hier is onder meer de recent gepubliceerde Handreiking optoppen te vinden: vijf provincies en corporatiekoepel Aedes gaven daarin acht tips om optopprojecten binnen twee jaar te realiseren.

Samenwerking verbreden 

De Landelijke aanpak is tot stand gekomen in samenwerking met provincie Zuid-Holland - waar ruimte zou zijn voor 29.000 woningen op daken - belangenvereniging van woningcorporaties Aedes en De Bouwcampus.

Om de aanpak verder uit te voeren is het volgens De Jonge nodig om deze samenwerking te verbreden: ‘Een gezamenlijke inzet van medeoverheden, woningcorporaties, marktpartijen en wetenschappelijke partijen is noodzakelijk om van optoppen écht een succes te maken.’