De belangrijkste wijzigingen die Schultz voorstelt zijn

  1. het beperken van de uitgebreide motivering tot de stedelijke ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied;
  2. het verduidelijken van de aansluiting van de Ladder bij andere onderdelen van de toelichting bij een bestemmingsplan; 
  3. het vervangen van het begrip actuele regionale behoefte door behoefte en;
  4. een vereenvoudiging door het loslaten van de afzonderlijke ‘treden’. De verwachting is dat de Ladder hierdoor beter hanteerbaar zal zijn en tot minder onderzoekslasten zal leiden.

Aanleiding

Al eerder maakte de minister bekend nog voor het zomerreces uitsluitsel te geven over eventuele wijziging van de Ladder. De verschillende signalen uit de praktijk over knelpunten bij toepassing van de Ladder, in combinatie met een motie van Kamerleden Hayke Veldman en Erik Ronnes om de Ladder te versimpelen, is reden genoeg om de Ladder te wijzigen.

Schultz schrijft: ‘In het afgelopen jaar zijn in een gezamenlijk proces met gemeenten, VNG, provincies, IPO, en diverse stakeholders, oplossingen voor de ervaren knelpunten verkend en zijn waardevolle suggesties voor verbetering van de Ladder gedaan. Door provincies en vanuit de wetenschap zijn namens enkele stakeholders alternatieve voorstellen voor een nieuwe Laddertekst gedaan (… ). Dit heeft geleid tot het bijgevoegde voorstel tot wijziging van de Ladder.’

Belangrijkste wijzigingen

- Extra motivatie alleen voor buitenstedelijke ontwikkeling

De Ladder moet vereenvoudigen door de tekst terug te brengen naar de kern: er moet worden aangetoond dat nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte. Indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd is een nadrukkelijke motivatie nodig. Deze uitgebreide Laddermotivering beperkt zich in het voorstel dus alleen tot de nieuwe stedelijke ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied.

- Voorkomen dubbele toetsing

Bij globale en flexibele bestemmingsplannen wordt de huidige Ladder ervaren als lastig hanteerbaar. Alle mogelijke bestemmingen moeten onderzocht worden, terwijl op dat moment de ontwikkeling nog niet eens concreet is. Daarnaast moeten ook wijzigingen en uitwerkingen onderworpen worden aan de Laddertoets. Dit kan leiden tot onnodig hoge onderzoekslasten. Hiervoor wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, waarmee het mogelijk wordt een dubbele Laddertoets bij flexibele planvorming te voorkomen.

- Actuele regionale behoefte wordt behoefte

Provincies en gemeenten geven aan dat de term ‘actuele regionale behoefte’ in de Ladder vragen oproept. Het is onduidelijk waar de behoefte zich op zou moeten richten en welke schaalgrootte wordt bedoeld met de term regionaal. Een motivatie voor regionale behoefte aan de nieuwe ontwikkeling volgt daarnaast al uit de toelichting van het bestemmingsplan en is daarmee dubbelop. Ook heeft de term actuele geen toegevoegde waarde. Daarom is het voorstel om de term te beperken tot enkel ‘behoefte’.

- Borging van regionale afstemming

Door de praktijk is aangedrongen op een betere regionale afstemming en meer samenwerking bij nieuwe ontwikkeling. Op deze bovenlokale afstemming moet door provincies actief worden gestuurd, wanneer dit onvoldoende tot stand komt. Daarom zal een extra bepaling in de Ladder worden opgenomen om regionale afstemming te borgen.

- Treden en overbodige bepalingen loslaten

De Ladder wordt daarnaast beter hanteerbaar door het loslaten van de afzonderlijke treden van de Ladder en het schrappen van informatie die thuishoort in een toelichting of in de Handreiking.

Vervolg

De herziene Ladder zal in 2017 in werking moeten treden. De eerste stap in de wijziging is een internetconsultatie gedurende de zomerperiode, zodat kan worden gereageerd op het voorstel. In het najaar van 2016 zal een advies naar de Raad van State worden verzonden.

Ondertussen wordt door het ministerie gewerkt aan het herzien van de digitale Handreiking van de Ladder en het opzetten van een helpdesk voor problemen bij het toepassen van de Ladder. Voor een succesvolle implementatie van de nieuwe Ladder stelt de minister extra aandacht te willen besteden aan het communicatietraject.

Omgevingswet

Schultz schrijft verder in haar brief aan de Tweede Kamer over het belang van het Ladderinstrumentarium voor een goede ruimtelijke ordening, ook in relatie tot de Omgevingswet.

‘De vereenvoudiging van de Ladder loopt vooruit op de integratie van dit instrument in de uitvoeringsregels van de Omgevingswet. Bij de inpassing van de Ladder in het systeem van de Omgevingswet wordt de Ladder overgezet naar een instructieregel, waarbij de strekking van de regel gelijk blijft en ook de afweegruimte voor decentrale overheden gelijk zal blijven.’

 

Wat is de Ladder?
De ‘Ladder voor duurzame verstedelijking’ is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze bepaalt dat voor o.a. bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen. Doel hiervan is een passende ruimtelijke ordening in de vorm van optimale benutting van ruimte in stedelijke gebieden.
- De eerste trede verplicht gemeentelijke bestuursorganen om nieuwe stedelijke ontwikkelingen af te stemmen op de geconstateerde actuele behoefte en om de wijze waarop in die behoefte wordt voorzien ook regionaal af te stemmen.
- De tweede trede vraagt van overheden om, indien er een regionale behoefte aan een stedelijke ontwikkeling is, te beoordelen of de beoogde ontwikkeling binnen het bestaand stedelijk gebied in de betreffende regio kon worden gerealiseerd.
- De derde trede eist dat wanneer inpassing van de beoogde stedelijke ontwikkeling binnen het bestaande stedelijke gebied van de betreffende regio niet mogelijk is, beoordeeld moet worden in hoeverre de ontwikkeling mogelijk is op locaties die al ontsloten zijn of ontsloten worden door verschillende modaliteiten op een schaal die passend is bij de beoogde ontwikkeling.