In Nieuwsuur van afgelopen donderdag stelt hij dat gemeenten ‘creatief moeten nadenken over de groene ruimten en de weilanden rondom steden, waar misschien ook hele mooie woningbouw te creëren is.’ Van Hoek pleit in de uitzending voor meer bouwlocaties in de steden - inbreiding dus - en ook daarbuiten. Maar dat laatste mag je eigenlijk niet vinden, weet ook Van Hoek. Dus noemt hij het ‘hele mooie woningbouw’, want daar kan toch niemand tegen zijn? Nou ja. 'misschien’ dan.

'We kunnen gewoon het coolste land van de wereld worden als we het willen en niet de hele donderse bende volbouwen'

Met zijn uitspraak gaat Van Hoek nogal in tegen NEPROM-voorzitter Bart van Breukelen die op dezelfde dag pleit voor een mooi Nederland. De vastgoedbaas bood donderdag Minister Schultz van Haegen van Infrastructuur en Milieu de visie ‘Ruimte maken voor het Nationaal Geluk’ aan. Daarin verwijt de NEPROM het ministerie niet alleen een totaal gebrek aan visie, maar stelt ze ook dat Nederland ‘met haar netwerk van middelgrote steden in het open blauw-groene landschap een enorm sterke uitgangspositie ten opzichte van monocentrische miljoenensteden als Londen en Parijs heeft’. Kortom, we kunnen gewoon het coolste land van de wereld worden als we het willen en niet de hele donderse bende volbouwen met 'misschien-wel-hele-mooie-woningbouw'.

Maar ja, zo stellig is Van Breukelen dan ook weer niet. ‘Gezien de omvangrijke huishoudensgroei, de differentiatie in woonvoorkeuren en de beperkte ruimte in bestaand stedelijk gebied moet een deel van de nieuwe huizen gebouwd worden in relatief kleinschalige, ruim opgezette nieuwbouwwijken, aansluitend op bestaand stedelijk gebied en gebruikmakend van bestaande voorzieningen en infrastructuur’, zo staat het in het persbericht van de vastgoedclub.

Hé? Wat wil je nou? Wie heeft er nou geen visie? Of kwam de NEPROM er niet helemaal uit en moest iedereen tevreden worden gehouden? Ongetwijfeld dat laatste. En dat is precies waarom Nederland vol wordt gerommeld met misschien-wel-hele-mooie-woningbouw.

De afgelopen weken was ik, ter voorbereiding op onze summerschool, een paar keer in Wijk aan Zee. Dat is een soort eilandje in de Tata-steel-zee. Ingeklemd door beperkingen van de staalgigant aan de ene kant en het Natura-2000-gebied aan de andere kant, kan er alleen maar iets nieuws worden gebouwd als er een ander gebouw verdwijnt. Dat vinden de dorpelingen vast niet allemaal prettig, het staat de economische en sociale groei van het dorp in de weg.

'Wat heel mooi is, moet je heel goed beschermen'

Het ismooi dat de dorpsweide midden in Wijk aan Zee niet wordt volgebouwd. Waar er in andere kustdorpen beetje bij beetje is aangerommeld met misschien-wel-hele-mooie-woningbouw, leidt hier een nieuw toegangshek al tot een stevige discussie. En gelijk hebben ze. De dorpsweide is het allermooiste wat Wijk aan Zee heeft. En wat heel mooi is, moet je heel goed beschermen. Want wat heel mooi is biedt ‘ons een enorm sterke uitgangspositie ten opzichte van monocentrische miljoenensteden als Londen en Parijs'. En anders geniet je er gewoon lekker zelf van.

Jan-Willem Wesselink is hoofdlaborant van het Kennislab voor Urbanisme