Ook gezinnen willen steeds langer in de stad blijven wonen. Niet alleen in grondgebonden woningen in rustige woonwijken, ook steeds meer in het hart van de grote stad. Dit kan vrijwillig zijn, uit liefde voor de stad, of noodgedwongen door de krapte op de woningmarkt.
Het antwoord van gebiedsontwikkelaar BPD is appartementencomplex The Family in Nieuw Delft, gelegen in de gelijknamige gemeente. Hier kunnen Delftenaren, die hier zijn opgegroeid of hier hebben gestudeerd, doorstromen naar een appartement binnen de stad.
Vooral gezinnen met kinderen of kinderwens beschikken hier over genoeg buitenruimte die is afgeschermd van de drukke stad. In de woorden van BPD is The Family een complex waar je je kinderen midden in de stad met een gerust hart naar buiten kunt sturen.
Op artist’s impressions rennen kinderen rond op het ‘leefdek’, een brede galerij met plantenbakken en veel speelruimte. Een grote glijbaan bij een speeltrap verbindt de tweede verdieping met het leef- en speeldek. Ouders kunnen een kop koffie drinken in het zonnetje of een feestje vieren op een groene daktuin of in de gezamenlijke woonkamer.
De woningen worden omsloten met brede leefgalerijen en in het gebouw zijn ook ruimtes voor oudere kinderen om rond te hangen. Op de begane grond liggen gedeelde voorzieningen, zoals een werkplaats en bakfietsenstalling. Ook hangen er twee grote schommels bij de entree van het gebouw. ‘Je kunt als het ware buitenspelen in het gebouw’, zegt Jannie Vinke, partner bij ANA Architecten, het bureau achter het ontwerp van The Family.
Het appartementencomplex staat volgens de architect, maar ook volgens BPD en de gemeente Delft, symbool voor een groeiende trend waarin grote steden meer gaan bouwen voor stadsgezinnen. Zo komt BPD aan deze vraag tegemoet in Den Haag, Rotterdam, elders in Delft en in Utrecht. ANA Architecten werkt op IJburg, Amsterdam voor een andere ontwikkelaar aan Robin Wood, ook met allerlei gemeenschappelijke voorzieningen.
‘Wij zeggen als architectenbureau: als je wil inzetten op gezinnen, dan heb je aandacht nodig op de actieradius van kinderen’, zegt Vinke. ‘Ouders willen grip en zicht op de speelomgeving van hun kinderen. Daar is het concept van The Family op berust.’
Het concept kiest dus voor een interessante benadering op semiopenbare ruimte. Het roept de vraag op: hoe werkt die wisselwerking tussen meer openbare ruimte voor bewoners binnen het gebouw, en de nog ontwikkelende publieke ruimte in de nieuwe wijk waar het complex nu staat?
Openbare ruimte
Het is een experimenteel project, die extra buitenruimte binnen het woonproject voor gezinnen. Ontwikkelaar BPD is benieuwd hoe het woonconcept door de bewoners wordt ervaren.
Maar over het ‘binnenhalen en afknijpen’ van de openbare ruimte hoeft niemand zich zorgen te maken. Volgens de architect, BPD en de gemeente doet het niets af aan de openbare ruimte in de wijk.
Het afschermen van de openbare ruimte is juist iets goeds, zegt Arjaan Hoogenboom, stedenbouwkundige bij de gemeente Delft. De gemeente is erg blij met deze ontwikkeling. Het voegt veel kwaliteit toe aan de buurt, zegt Hoogenboom.
Hij dacht samen met BPD en ANA Architecten na over het plan voor het gebouw. ‘Het interessante is dat je op deze manier een beschermde omgeving hebt voor je kwetsbare inwoners. In dit geval dus kleine kinderen.’
In de stedenbouw geldt het idee dat hogere gebouwen langs drukkere wegen moeten komen te staan om ze te ontsluiten, voegt Vinke toe. Dit betekent dat de directe omgeving van veel stadsappartementen over het algemeen een lagere mate van veiligheid kennen. Gezinnen in de drukke stad hebben volgens haar dus juist baat bij veilige buitenruimte.
Niet alles is publiek
Er bestaat nou eenmaal een hiërarchie in de stedelijke publieke ruimtes, zegt Hoogenboom. De Markt van Delft is volledig openbaar, hofjes daarentegen zijn dat slechts gedeeltelijk. De stedenbouwkundige noemt The Family hierin een interessant experiment dat ertussenin gaat zitten.
Daarbij is de plint van The Family openbaar toegankelijk, met uitzondering van ’s nachts. Maar behalve de bewoners en bezoekers heeft niemand toegang tot alle andere, eerdergenoemde speelruimte in het complex.
De hele buitenruimte openstellen voor de wijk is niet wenselijk, daar zijn alle betrokken partijen inclusief de gemeente het mee eens. Het is bijna niet te doen om iedereen zomaar door je gebouw te laten lopen en daarmee toegang te geven tot de openbare ruimtes, zegt Mol. ‘Die puzzel van beheer en veiligheid is niet houdbaar. De praktijk wijst uit dat er twee type buitenruimtes zijn: privé en publiek.’
Stedenbouwkundigen vinden het misschien wel een leuk idee, gaat Mol door, dat je zomaar door semiopenbare ruimtes kunt slenteren. Maar bewoners van deze gebouwen houden niet zo van dat concept. Het is dan ook niet het scenario geworden voor bewoners van The Family.
Hoe ga je eigenlijk om met je pleinen en parken, als meerdere omliggende woonprojecten hun eigen buitenruimtes hebben? Is er dan nog noodzaak om veel te investeren in de honderd procent publieke ruimtes?
‘Als je een beter initiatief dicht bij huis hebt, dan maak je minder gebruik van andere publieke ruimte. Zo is het wel’, zegt Mol. Hij gelooft echter niet dat de gemeente de publieke ruimte op straatniveau zodanig anders hoeft te behandelen. ‘Appartementencomplex The Family leeft, dat zie je al vanaf de straat. Dat doet ook iets met de rest van de buurt, ook al gebeurt die levendigheid niet ter hoogte van de plint.’
Universelere inrichting
Het vraagt wel wat van gemeente om het private, collectieve en openbare domein goed aan elkaar te verbinden, aldus Hoogendoorn. De inrichting van de publieke ruimte rondom dergelijke gebouwen blijft dan ook van groot belang.
De ruimte rondom het gebouw is publiek en daarom is het wenselijk om interactie te stimuleren tussen bewoners en omwonenden. Zo voorkom je het ‘dichte rolluikeneffect’ dat in verouderde wijken om zich heen grijpt.
‘Het project is een uitkomst van een initiatiefplan van BPD en ANA Architecten’, haalt de stedenbouwkundige van de gemeente terug. ‘De uitwerking ontstond door middel van dialoog met de gemeente’, vertelt Hoogenboom. De gemeente Delft kon in de visie op de openbare ruimte voor de wijk anticiperen op het concept.
Samen met BPD is uitvoerig onderzoek gedaan naar het functioneren en wonen van gezinnen in de stad. Hierdoor voorziet het wooncomplex The Family en de omliggende ruimte in iedere ontwikkelfase die kinderen doorlopen.
‘Je zou kunnen zeggen dat er met veel van deze gebouwen in een wijk een andere behoefte in de publieke ruimte kan ontstaan’, denkt Hoogenboom hardop. ‘Omdat projecten als The Family de buitenruimte al toespitst op kinderen van een wat jongere leeftijd, liggen er mogelijkheden om de openbare ruimte in de rest van de wijk meer in te richten op jongvolwassenen en ouder.’
Appartementencomplexen zoals The Family en dergelijke projecten elders in het land maken het mogelijk om in de ‘echte openbare ruimte’ ruimte over te laten voor meer universele inrichting. Die ruimte wordt dan niet ingenomen door rijen bakfietsen en kinderspeeltuinen, maar bijvoorbeeld door ontmoetingsplekken met picknicktafels of bankjes.
Andere voorbeelden van meer universelere inrichting zijn multifunctionele sporttoestellen en -velden of een tribune voor buurtactiviteiten.
Toekomst Nieuw Delft
Het ‘naar binnen halen van speel- en recreatieruimte’ betekent dan ook niet dat de veiligheid en toegankelijkheid van de publieke ruimte een minder hoge notering op de agenda verdient.
‘Steden doen ontzettend hun best om de leefomgeving veiliger en fijner te maken, zoals Amsterdam dat nu doet met een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur’, zegt Vinke. Die inspanningen moeten gemeenten blijven leveren, vinden zij en eerdergenoemde partijen in dit artikel.
De openbare ruimte in Nieuw Delft is met ingang van 2024 pas voor de helft af, zegt ontwikkelingsmanager Mol. Hij heeft er vertrouwen dat de buurt alleen maar mooier wordt. Appartementencomplex The Family landt daarmee in een goede testomgeving voor wat BPD, de gemeenten en architect Vinke hopen te verifiëren.
Mol: ‘Over een jaar hoop ik dat iedereen ziet dat semiopenbare ruimte heel goed kan werken in de stad. En dat de buitenruimte voor stadsgezinnen winst is voor de openbare ruimte.’