Daarnaast werkt De Jonge toe naar ‘periodieke rapportage van de vastgoedmarkt, samen mét marktpartijen’, aldus een brief die hij vrijdagmiddag (16 februari) aan de Tweede Kamer stuurde.
Met de afgekondigde maatregelen geeft de demissionair minister uitvoering aan de Motie Welzijn. NSC-kamerlid Merlien Welzijn verzocht de minister samen met marktpartijen in beeld te brengen welke ontwikkelingen er zijn in de investeringsbereidheid van marktpartijen op de woningmarkt in de periode 2021 tot nu.
Ondersteund door voormalig Rabobank Real Estate Finance-topman Roel van de Bilt, heeft de minister via een enquête gepolst wat er bij investeerders speelt, of dit nu institutionele beleggers, woningcorporaties of particuliere beleggers zijn. 8 op de 10 benaderde instanties (72 in totaal) stuurden volgens de minister een ingevulde vragenlijst retour.
Respondenten gaven zowel aan dat snel gewijzigde marktomstandigheden, alsmede de Nederlandse beleidsmaatregelen (zie onder) die zijn genomen op het gebied van de volkshuisvesting, effect hebben op het investeringsklimaat voor vastgoed.
De eerste stap die de minister in zijn brief aankondigt, is structureel overleg met de sector over de maatschappelijke opgave. ‘Het overleg heeft primair als doel om te zorgen dat marktpartijen en het Rijk elkaars rol en invulling daarvan beter leren kennen en begrijpen, zodat dit eraan kan bijdragen dat er voldoende kapitaal beschikbaar is, gegeven de aanpalende maatschappelijke doelstellingen op betaalbaarheid, verduurzaming, leefbaarheid en de aandacht voor specifieke doelgroepen, aldus De Jonge.
Daarnaast zegt de Jonge in de brief toe samen met marktpartijen te werken aan een periodieke rapportage van de vastgoedmarkt. Dit als antwoord op de constatering van marktpartijen dat er versnippering en verschillen in beelden een juiste besluitvorming op investeringsbeleid in de weg kan zitten.
Tot slot zet De Jonge in op ‘meer actieve en langdurige betrokkenheid van investeerders bij specifieke woningbouwprojecten via publiek-private samenwerking’. Dit is volgens hem te organiseren door meer structurele afspraken te maken tussen de betrokken partijen, oftewel ketensamenwerking inclusief principiële afname-afspraken op lange termijn tussen gemeenten, corporaties, ontwikkelaars en bouwers.
‘De specifieke invulling hiervan wil ik de komende periode samen met investeerders nader uitwerken en in de praktijk gaan vormgeven bij met name grotere projecten en locaties', aldus De Jonge.
Lees voor alle maatregelen en het staande beleid de brief van De Jonge.
Beleidsmaatregelen
De afgelopen tijd zijn er veel maatregelen genomen op de huurmarkt om de betaalbaarheid te verbeteren en de positie van de huurder te versterken. Het vaste huurcontract wordt weer de norm en de indexatie van de huren in de vrije sector is gemaximeerd.
Om het wonen betaalbaarder te maken voor huurders, wil de minister met de Wet betaalbare huur de huurprijsbescherming op grond van het woningwaarderingsstelsel (WWS) naar het middensegment uitbreiden. De vraag is nog maar of deze wet de eindstreep gaat halen. Recent uitte de PVV zich negatief over het wetsvoorstel.
In zijn brief onderkent De Jonge dat de bescherming van de positie van huurders ook effect hebben op het rendement van verhuurders. Om het voor investeerders aantrekkelijk te houden om te (blijven) investeren in middenhuur kondigde de minister eerder al een nieuwbouwopslag van 10 procent aan in dat WWS.
Het algemene tarief van de overdrachtsbelasting is sinds 2021 stapsgewijs verhoogd om de positie van eigenaar-bewoners ten opzichte van beleggers te verbeteren en om budgettaire redenen. De Jonge onderkent dat het tarief van 10,4 procent als hoog wordt ervaren.