De participatie in gebiedsontwikkeling voltrekt zich langs soortgelijke lijnen. Onderzoek van lectorenplatform Stad & Wijk laat zien dat zowel burgers als ook professionals niet tevreden zijn over hun ervaringen met participeren. Samenvattend spreken we over ‘participatiemoe(d)’; het is een moetje en leidt tot moeheid en daarmee is er steeds meer moed voor nodig om het wel te doen.
Dit kan anders. Bij de Hogeschool Rotterdam proberen we dit te doen bij het Expertisecentrum Maatschappelijke Innovatie Rotterdam-Zuid. We moeten van leren van de stad, en – beter al – leren in de stad, naar leren met de stad. Door samen te leren met de stad kunnen gedeelde leerervaringen cumuleren in een gemeenschappelijk kenniskapitaal. Ambtenaren, ondernemers, studenten, docenten en onderzoekers ontwikkelen andere vaardigheden, houding en een ander bewustzijn. En bewoners worden mondiger en zelfbewust met nieuwe opgedane kennis en ervaringen. Met elkaar vormen zij een learning community. Wie weet zitten hier ook goede aanknopingspunten voor gebiedsontwikkeling in?
Wat vraagt leren samen met de stad? Onze ervaring is dat dit allerlei aanpassingen van onderwijs, onderzoek, bestuur en ondernemerschap vergt. Maar ook dat het goed mogelijk is door invulling te geven aan vier leidende principes.
- Nabijheid ontstaat door een lokale aanwezigheid in de vorm van een fysieke plek. Third spaces bieden deze mogelijkheid. Kleinschalig, laagdrempelig en zichtbaar in de wijk. Waar mensen uit de overheid, het bedrijfsleven, het onderwijs en de buurt samenkomen. Dat vormt voor alles belanghebbenden een contextrijke leeromgeving;
- Wederkerigheid ontstaat door samen te maken en te delen. Resultaten en onderzoek creëren en presenteren we ter plekke en evalueren we samen met bewoners, ambtenaren en ondernemers. Zo ontstaan nieuwe vragen vanuit de leefwereld, worden professionals uit onderwijs, onderzoek, overheid en bedrijfsleven gedwongen eigen professionele kader te bevragen. Door samen praktisch resultaten en kennis te creëren ontstaat gezamenlijk eigenaarschap en betekenis;
- Gelijkwaardigheid ontstaat door verandering en het samenspel van rollen. Studenten en ambtenaren leren van buurtbewoners en andersom. Niet alleen de professionals, ook bewoners van een wijk zijn experts: niemand weet beter hoe in de leefomgeving wordt geleefd dan zij zelf. De stad is ieders klaslokaal. Docenten coachen multidisciplinair werken en organiseren lokale leergemeenschappen. Iedereen heeft van iedereen te leren vanuit nieuwsgierigheid en interesse: Ontmoet de ander en komt jezelf tegen!
- Continuïteit ontstaat door afstemming van het werk van professionals op het lerend vermogen van wijken en gebieden. We stellen aan bewoners niet jaarlijks dezelfde vragen, maar we zoeken samen naar een goede basis voor een langjarige, lokale relatie. Ook onderzoek moet zich daarop aanpassen. Geen subsidie-gedreven tijdelijke onderzoeken, maar expertise aanbieden aan de plaatselijke gemeenschap om lokale vragen te definiëren. Onderwijs, bestuur en bedrijfsleven worden zo deel van het lokale verhaal; een verhaal dat vele lagen kent en enkel van binnenuit kan worden begrepen.
Deze vier principes worden inmiddels breed binnen de Hogeschool Rotterdam omarmd als een manier om uitwerking te geven aan de nieuwe strategische agenda 2023 – 2028 ‘Talent voor Transitie’, waarin staat hoe we studenten opleiden tot hooggekwalificeerde professionals en praktijkgerichte kennis en innovaties ontwikkelen die bijdragen aan een toekomstbestendige samenleving.
Ook kwam ik de principes tegen als leidraad voor het werk van de Afrikaanderwijk Coöperatie in Rotterdam-Zuid die dit jaar haar tienjarig bestaan viert. Daar werken bewoners onder andere samen met onderzoekers van de hogeschool en ondernemers van de lokale Afrikaandermarkt samen aan een autonome wijkrobot voor de recycling van afval.
Als je ze op de keper beschouwt zijn de principes eigenlijk heel logisch. Zo vormen ze ook een aardig fundament voor een stabiel gezinsleven of huwelijk. En toch zijn ze lang niet altijd zo goed verenigbaar met de werkwijzen van menige grote regime- of systeempartij zoals een hogeschool, gemeente, nutsbedrijf of corporate. Het toepassen ervan vraagt om fundamenteel andere keuzes, gestoeld op een andere logica dan die van bijvoorbeeld transacties, financieel rendement of wendbaarheid. Dit noemen we een transitie.
Willen we in gebiedsontwikkeling samen met bewoners, ondernemers, ontwikkelaars en eigenaren, ambtenaren en andere betrokkenen meervoudige – energie, waterbeheer, natuurontwikkeling, mobiliteit en zelfs maatschappelijke, gericht op het sociaal domein – prestaties gaan leveren, dan zijn er fundamenteel andere keuzes nodig. En ik vraag me af of bovenstaande vier principes ons hierbij kunnen helpen, net zoals ze de hogeschool helpen bij het in de praktijk brengen van haar maatschappelijke ambities? Daar is moed voor nodig, maar het geeft ook energie!
Met dank aan Peter van Waart, hoofddocent Instituut voor Communicatie, Media en Informatietechnologie, Hogeschool Rotterdam