In zijn rapport adviseert de SER Overijssel Gedeputeerde Staten van Overijssel om meer te leunen op de kennis en ervaring die de Herinvesteringsmaatschappij Overijssel (HMO) heeft opgedaan met lokale gebiedsorganisaties bij het herstructureren van bestaande bedrijventerreinen.
Geldt eveneens voor de rol die de maatschappij vervult bij de opzet van een professionelere organisatie van bedrijventerreinen in de provincie, bijvoorbeeld met parkmanagement.
In de praktijk blijkt volgens het adviesorgaan dat in de provincie Overijssel nog altijd te veel aandacht uitgaat naar nieuwe bedrijventerreinen of naar het vernieuwen en transformeren van bestaande terreinen.
‘Het is goed om in Overijssel aandacht te hebben voor topwerklocaties, maar ook het bedrijventerrein aan de rand van het dorp telt mee en zorgt voor lokale economie, welvaart en leefbaarheid’, aldus een persbericht.
Volgens de raad is beter benutten geen wens, maar noodzaak. Stapelende ruimteclaims vanuit de verschillende sectoren zoals wonen, landbouw, natuur, recreatie én werken betekent dat élke vierkante meter zo efficiënt mogelijk moet worden benut. Feitelijk is elk bedrijventerrein relevant, benadrukt de raad in zijn dinsdag verschenen advies.
De SER Overijssel adviseert om een periodieke lifecycle analyse van de staat van de bedrijventerreinen in Overijssel te maken. Die analyse moet meer inzicht geven wat er nodig is om deze terreinen niet alleen aantrekkelijk te maken voor het mkb, maar ook om deze toekomstbestendig te houden.
‘Een periodieke update van de lifecycle data zorgt ervoor dat kan worden ingegrepen als het de verkeerde kant op gaat of dreigt te gaan, bijvoorbeeld omdat ondermijning om de hoek komt kijken’, aldus het advies.
Gebrek aan personeel
Naast een investeringsbehoefte ligt er ook een grote personele uitdaging. In elk geval in Overijssel.
‘De ervaring leert dat de personele capaciteit bij gemeenten, ondernemers en ondernemersorganisaties beperkt is, terwijl ze voor enorme opgaven staan met betrekking tot de grote transities, die grotendeels op bedrijventerreinen moeten gaan landen’, aldus de provinciale SER.
‘Door vanuit de provincie te investeren in de kennisrol en dit lokaal en regionaal te faciliteren, nemen de lokale organisatie- en uitvoeringskracht en daarmee de aantrekkelijkheid van onze bedrijventerreinen en van ons vestigingsklimaat.
SER Overijssel adviseert verder om actief in overleg te gaan met de kennisinstellingen over langjarige samenwerking, bijvoorbeeld in de vorm van lokale labs en pilotprojecten. ‘Maak daarbij gebruik van de “best practices” in andere provincies, zoals het project ‘Grote oogst’ in Noord-Brabant en de circulaire bedrijventerreinen in Zuid-Holland.'
Dit draagt volgens de SER Overijssel onmiskenbaar bij aan beter beleid, programma’s en projecten op het gebied van bedrijventerreinen. 'Zo wordt, samen met bedrijven en betrokken organisaties, de basis gelegd voor toekomstbestendige bedrijventerreinen in Overijssel.’?
Circulaire transitie en sturingsmodel
Die 15 procent extra ruimte voor economie in het Programma Ruimte voor Economie is enerzijds ingegeven door demografisch, en anderzijds door de circulaire transitie die leidt tot een extra ruimtebeslag, al dan niet tijdelijk.
Mochten er toch nieuwe bedrijfskavels worden uitgegeven, dan adviseert de raad goed naar het sturingsmodel te kijken, en suggereert bijvoorbeeld een mandeligheidsconstructie.
‘Dit is een vorm van mede-eigendom van gronden met gemeenschappelijk nut op het bedrijvenpark. Hiermee zijn in Kampen al positieve ervaringen opgedaan.’
Cees-Jan Pen, lector Ondernemende Regio bij Fontys Hogescholen en als adviseur betrokken bij het Overijsselse traject, zegt in een toelichting dat het advies, ‘Elk bedrijventerrein telt’, naadloos aansluit bij het nationaal Progamma Ruimte voor Economie dat minister Micky Adriaansens van EZK eind oktober presenteerde.
Het beter benutten van bestaande bedrijventerreinen is een belangrijke pijler onder dat programma.
‘Dit is niet alleen gericht op GS van Overijssel, maar raakt álle provincies’, reageert Pen op vragen van Stadszaken naar aanleiding van het advies, waarbij ook kennisalliantie SKBN voor bedrijventerreinen en werklocaties was betrokken.
‘Van belang daarbij is dat ondernemers en ondernemersorganisaties worden gezien als een serieuze gespreks- en onderhandelingspartner voor gemeenten.’
Bestaande terreinen beter benutten
In het nationaal Programma Ruimte voor Economie staat niet alleen dat bestaande bedrijventerreinen beter moeten worden benut, maar ook dat 15 procent extra ruimte wordt gereserveerd voor economische activiteiten. Dat komt neer op 2,6 procent landgebruik nu, naar 3 procent in 2050.
Ter vergelijking: wonen beslaat 7,2 procent, natuur is goed voor 14,9 procent en agrarisch terrein beslaat 66,3 procent van de landoppervlakte van Nederland.
‘Laten we om te beginnen de bestaande 3.600 bedrijventerreinen beter benutten', stelt Pen. Daarmee kan een veronderstelt tekort aan ruimte voor werken – onder meer door VNO-NCW –volgens de lector voor een belangrijk deel worden gelenigd.
‘De claim dat er een tekort is aan ruimte voor werken krijgt veel te veel aandacht. Evenals de transformatie van werken naar wonen. We moeten minder blindstaren op nieuw, en minder op transformatie, maar veel meer nadruk leggen op beter benutten. Daar moeten we de politiek van overtuigen. Daar zijn euro’s voor nodig en meer mensen.’
Pen adviseert dat elke provincie een herstructureringsfonds, zoals de HMO in Overijssel, zou moeten hebben en ook de nationale overheid zou hierin moeten bijdragen. In de praktijk blijken de herstructureringsfondsen van de HMO, de OMG (Gelderland) en de OMU (Utrecht) voor het overgrote deel revolverend te werken.
Het ministerie van EZK stelde in het kader van het programma Ruimte voor Economie vooralsnog 9 miljoen euro beschikbaar voor beter benutten-pilots. Dat moet volgens Pen meer worden.
Het advies van de SER Overijssel betrekt de provincie bij het nieuwe investeringsvoorstel economie, dat momenteel in de maak is.