Volgens de VNO-NCW afdeling West doorkruisen de nieuwe ruimteplannen van de provincie Zuid-Holland de eerder gemaakte afspraken in de regionale bedrijventerreinenvisie. In de visie heeft het bedrijfsleven aangegeven dat er grote behoefte is aan extra ruimte voor ondernemers, in het bijzonder op bedrijventerreinen in een hogere milieucategorie en watergebonden locaties.
Daarnaast bestaat er in Zuid-Holland een mismatch tussen vraag en aanbod, niet altijd liggen bedrijventerreinen op de juiste plek. De druk op bestaande (binnenstedelijke) bedrijventerreinen neemt bovendien toe door de transformatie naar woningbouw.
‘Hoe de provincie aan deze behoefte tegemoet wil komen, in het herziene omgevingsbeleid is onduidelijk. Dat is niet goed voor het ondernemers en vestigingsklimaat in Zuid-Holland’, zegt Rogier Krabbendam, directeur public affairs van VNO-NCW West.
Zuid-Holland: uitgiftestop
Krabbendam reageerde namens het bedrijfsleven afgelopen woensdag tijdens een Statencommissievergadering op het beleidsvoorstel ‘Ruimtelijke koers naar een toekomstbestendig Zuid-Holland’ dat Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland eind oktober presenteerde.
In het ruimtelijk plan staat dat tot 2030 in Zuid-Holland ruim 900 hectare is gereserveerd om nieuwe bedrijventerreinen te ontwikkelen. VNO-NCW heeft grote twijfels of dit voldoende is om bijvoorbeeld te voldoen aan de ruimtevraag op bedrijventerreinen voor de circulaire economie en voor (bouw)logistieke hubs in verband met de invoering van zero-emissie zones vanaf 1 januari 2025.
‘De provincie moet beter inzichtelijk maken wat de ruimtelijke gevolgen zijn van deze transities’, stelde Krabbendam op een inspraakmoment tijdens de vergadering. Daarnaast benadrukte hij de belangrijke bijdrage die op bedrijventerreinen wordt geleverd aan de werkgelegenheid, door met name praktisch geschoolden.
‘Het type werknemers waar wij een enorme behoefte aan hebben om uitvoering te geven aan de verduurzaming van Nederland. De behoefte aan extra ruimte voor de circulaire economie is in het beleid van de provincie onvoldoende geborgd, ook niet in de Herziening Omgevingsbeleid 2024. De provincie zal hier echt meer duidelijkheid over moeten bieden.’
Midden-Nederland: bedrijventerreinen in de knel
Ook bij VNO-NCW Midden zijn grote zorgen over het behoud van ruimte voor werk in de provincies Flevoland, Gelderland, Overijssel en Utrecht. Uit onderzoek van ingenieursbureau QING blijkt dat circa 100 bedrijventerreinen in deze provincies in de knel komen door de omgevingsplannen die in strijd zijn met de nu gestelde milieucontouren.
Uit het onderzoek blijkt verder dat een aantal gemeenten de milieucategorie van de bedrijventerreinen verlaagt om ruimte te creëren voor andere functies, zoals woningbouw, natuur en recreatie. Hierdoor worden geluids- en hindercirkels verkleind met nadelige gevolgen voor bestaande bedrijven op deze locaties.
‘Voor onze economie is het van groot belang om de bestaande mkb-bedrijven en maakindustrie te behouden'
‘Dit kan in sommige gevallen leiden tot gedwongen aanpassingen of zelfs sluitingen’, zegt VNO-NCW Midden-voorzitter Marcel Hielkema. Hij pleit voor het veiligstellen van de hogere milieucategorieën op bedrijventerreinen in de uitwerking van de omgevingsplannen door gemeenten.
Met het onderzoek is volgens de werkgeversorganisatie de confrontatie tussen wonen en werken pijnlijk zichtbaar gemaakt. ‘Voor onze economie is het van groot belang om de bestaande mkb-bedrijven en maakindustrie te behouden. Het kan toch niet zo zijn dat die plaats moeten maken voor woningbouw op de bedrijventerreinen of er tegenaan. Vanuit voorbeelden weten we dat dit gaat zorgen voor overlast’, zegt Hielkema.
Zowel VNO-NCW Midden als West roepen provincies op om het recent gepresenteerde Nationaal Programma Ruimte voor Economie te vertalen in hun eigen beleid. In dit programma pleit de overheid er onder meer voor dat in 2050 rond de drie procent fysieke ruimte, ten opzichte van de huidige 2,6 procent, beschikbaar moet zijn voor bedrijvigheid op campussen, scienceparken en bedrijventerreinen.
SKBN-voorzitter Föllings: ‘hameren op balans’SKBN-voorzitter Theo Föllings zegt niet verrast te zijn over de kritiek vanuit het bedrijfsleven. ‘De ruimtelijke puzzels zijn vorig jaar gelegd en nu blijkt dat er in verhouding meer aandacht is besteed aan wonen dan aan de werkfunctie. Voor ons komt dit niet als een verrassing, want vanuit SKBN hebben we al langer de vinger op de plek gelegd dat er meer ruimte voor werken moet komen. Het is van belang dat bedrijven nu ook aandacht vragen bij de provincies en gemeenten om rekening te houden met ruimte voor bedrijvigheid.’ Volgens Föllings moeten provincies en gemeentes in hun beleidsvorming de vertaalslag nog maken die de overheid al heeft gemaakt in het programma Ruimte voor Economie. ‘Het is goed dat het Rijk samen met de provincies en gemeenten in gesprek gaat hoe dit vorm te geven.’ Tegelijkertijd constateert de SKBN-voorzitter dat de provincie Zuid-Holland wel degelijk aandacht heeft voor ruimte voor werk. ‘De vraag is of dat genoeg is naar de toekomst toe. Dat heeft vooral te maken met de regionale politieke afweging waar de schaarse ruimte aan besteed wordt. Dit betekent dat inzetten op meervoudig ruimtegebruik, de hoogte in bouwen, functiemenging en het tegengaan van scheefwerken op bedrijventerreinen veel meer aandacht verdient.’ Er zal daarnaast volgens Föllings hoe dan ook ruimte moeten blijven voor bedrijvigheid. ‘Zo niet, dan creëren we problemen voor de toekomst op het gebied van mobiliteit, de transitie naar een circulaire economie en de inclusieve samenleving. Dat vraagt dat we de bestaande ruimtelijke puzzel nog een keer tegen het licht gaan houden, want een jaar geleden hadden we het bijvoorbeeld alleen nog maar over wonen. Tegelijkertijd is het wel zo dat dit besef omgezet moet worden in daden, maar dat kost tijd.’ |