Ik was laatst op de werkconferentie van het Watertorenberaad in Zwolle. Daar draaide het om de vraag hoe de kloof tussen geldstromen in het fysieke en in het sociale domein kan worden overbrugd. Daar word ik blij van, want ik zie enorme uitdagingen in het sociale domein, zoals de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2023 feilloos aantoonde.
Om die reden heb ik in de rol als lector bij de Hogeschool Rotterdam mijn activiteiten uitgebreid naar Rotterdam-Zuid. Met deze gedachten en ervaringen in mijn hoofd lees ik een recente column van Friso de Zeeuw in ROmagazine met de titel ‘Stop met al die toevoegingen aan gebiedsontwikkeling’.
Zoals vaak wekt zijn schrijven mijn verbazing en lichte ergernis op, maar het triggert mij ook om er eens even goed over na te denken. Want ook ik erger me aan zoiets als ‘circulaire gebiedsontwikkeling’.
Al was het maar omdat de gebiedsafbakening door ruimtelijke en fysieke en eigendomsgrenzen van te ontwikkelen gebieden het sluiten van kringlopen binnen één gebied bijna per definitie onmogelijk maakt. Recent onderzoek in M4H (Merwevierhavens in Rotterdam) laat de beperkingen zien.
De Zeeuw wil dat we stoppen met toevoegingen als 'integraal', 'duurzaam' en 'circulair', want al die toevoegingen aan het begrip gebiedsontwikkeling hebben geen meerwaarde. ‘Integendeel: ze zorgen voor verwarring en creëren verwachtingen die niet kunnen worden waargemaakt. Gebiedsontwikkeling heeft een enorm absorptievermogen voor nieuwe maatschappelijke opgaven. Die spankracht kent wel grenzen, om praktisch uitvoerbaar te blijven. Daarom zou ik binnen het fysieke domein willen blijven’, schrijft hij. Maar goed dat hij niet op de eerdergenoemde werkconferentie was…
In een reactie op De Zeeuws verzamelde columns schreef ik reeds over zijn weerzin om complexiteit recht in bek te kijken. En dat is begrijpelijk vanuit het perspectief dat gebiedsontwikkeling er eerst en vooral is om (vastgoed)projecten mogelijk te maken.
Toch hoeft dat niet het enige perspectief op gebiedsontwikkeling te zijn. In de nieuwe praktijkhandleiding ‘Samen snel en goed bouwen’ van het ministerie van BZK staat dat gebiedsontwikkeling allereerst maatschappelijk gedreven moet zijn, waarbij integraal ontwikkelen centraal staat. Het gaat om het gezamenlijk aanpakken van gebiedsbrede opgaven. Hier staat de gebiedsontwikkeling voorop en zijn het de projecten die deze opgaven concreet realiseren.
Ik gebruik beide perspectieven om een kort overzicht te geven van vier vormen van gebiedsontwikkeling in de tijd. Daarbij komen adjectieven zeer van pas om de ontwikkeling van gebiedsontwikkeling van verleden, naar heden en toekomst te duiden.
Gebiedsontwikkeling ontstond in de tijd van VINEX en Sleutelprojecten als integrale gebiedsontwikkeling, zie ook het boek uit 2004 met deze titel over het Paleiskwartier in ’s-Hertogenbosch.
Na de crisis van 2008 kwam de organische gebiedsontwikkeling in zwang. In het boek ‘Vormgeven aan de Spontane Stad’ duiden Buitelaar et al. (2012) de verschillen tussen deze vormen aan de hand van de volgende tegenstellingen:
- Grootschalig vs. kleinschalig;
- Projectmatige realisatie eindbeeld vs. geleidelijk met open einde;
- Grotere professionele vs. kleinere partijen en collectief particulier opdrachtgeverschap;
- Actief vs. faciliterend grondbeleid.
Integrale en organische gebiedsontwikkeling komen wel overeen in perspectief. Het draait toch vooral om het realiseren van vastgoed en openbare ruimte, waarbij er in de organische aanpak geen sprake meer is van een duidelijk gevolgtijdelijkheid tussen ontwikkeling en exploitatie.
Een recente ASRE-scriptie toont de opkomst van een volgende vorm aan: meervoudige gebiedsontwikkeling. Het draait niet meer alleen om vastgoed en openbare ruimte, maar er worden ook prestaties verwacht op het terrein van energie, waterbeheer, natuurontwikkeling en mobiliteit.
Het nieuwe integraal is meervoudig. Niet de aanpak – resulterend in vastgoedproductie – staat centraal, maar het behalen van meervoudige duurzame presentaties op verschillende (beleids)terreinen, al dan niet afgedwongen door Europese regelgeving.
Dit perspectief op gebiedsontwikkeling zou in de toekomst verder verbreed kunnen worden door ook sociale prestaties expliciet mee te nemen. Daarmee laten we definitief de afbakening van het fysieke domein achter ons en betreden we de wereld van de maatschappelijke gebiedsontwikkeling.
Gezien de enorme financiële implicaties van het sociale domein voor gemeentebegrotingen en de snel groeiende arbeidstekort in de zorg, is dit lang geen onlogische route meer. In de volgende publicatie van het Watertorenberaad met de titel ‘Samen slim’ wordt deze route alvast deels uitgezet.
En nu zult je – net als Friso de Zeeuw – denken dat gebiedsontwikkeling daarmee niet eenvoudiger wordt, en dat klopt.
Doordat meer partijen nodig zijn komt de organisatorische opgave meer dan ooit centraal te staan. Maar door meer partijen te betrekken kan ook de oplossingsruimte worden vergroot.
Tevens moeten we ervoor waken vooraf alles aan elkaar te willen verknopen, zoals in de tijden van de integrale gebiedsontwikkeling.
We zullen structuren nodig hebben die een mate van flexibiliteit mogelijk maken, maar ook prestaties afdwingbaar maken.
Het simpele gegeven dat al onze wensen nu niet in de beschikbare ruimte passen – of het nu gaat over grondgebruik op landelijk niveau of over de ruimte onder de straat – gaat ons helpen.
We zullen de ruimtelijke inrichting fundamenteel anders moeten aanpakken of we nu willen of niet. Tijd voor een nieuwe bril…