Met ingang van 1 januari 2024 is de verplichte marktverkenning bij de nieuwbouw van middenhuur door woningcorporaties definitief van de baan. De Eerste Kamer heeft het wetsvoorstel met een hamerstuk afgedaan. In de Tweede Kamer was het wetsvoorstel al op 24 oktober aangenomen. Destijds stemde alleen Groep Van Haga tegen.

Het realiseren van middenhuurwoning wordt in beginsel niet aangemerkt als dienst van algemeen economisch belang (DAEB). Als corporaties toch middenhuurwoningen wilden realiseren en aanbieden, dan dienden ze daarvoor eerst een marktverkenning uit te voeren om zo te toetsen of ze niet marktverstorend werken bij het realiseren van niet-DAEB (middenhuur) woningen. 

Sinds 2018 zijn woningcorporaties wettelijk verplicht hun DAEB-activiteiten te scheiden of juridisch te splitsen van hun niet-DAEB-activiteiten.

Het afschaffen van de marktverkenning geeft woningcorporaties nu de zekerheid dat zij de niet-DAEB-opgave per 1 januari wel kunnen oppakken.

Het kabinet had de marktverkenning al opgeschort met enkele jaren, maar dat geeft corporaties nog onvoldoende langjarige zekerheid. Corporatiekoepel Aedes heeft daarom steeds ingezet op afschaffing ervan.

Aanvankelijk wilde het kabinet niet verder gaan dan het verlengen van het opschorten van de marktverkenning. Het daarvoor benodigde wetsvoorstel werd medio oktober behandeld. De ChristenUnie pleitte echter voor afschaffen van de markttoets in plaats van opschorten. Het daarvoor ingediende amendement kon eerder op steun rekenen van een meerderheid van de Tweede Kamer.