Dit artikel is ingezonden door Robin Rauws, junior onderzoeker bij het Mulier Instituut. Binnen het instituut richt Robin zich op de ruimtelijke kant van vraagstukken rondom sport en beweging. Ze houdt zich met name bezig met de beweegvriendelijke omgeving en sportaccommodaties.
Op 1 januari 2024 is het dan zover: de Omgevingswet treedt in werking. Deze gaat bestaande wet- en regelgeving over de fysieke leefomgeving bundelen en vereenvoudigen.
Deze bundeling van verschillende wet- en regelgeving binnen verschillende thema’s biedt kansen om integraal aan opgaven te werken, dus door inzichten uit meerdere beleidsvelden te combineren.
Eén van die opgaven is de toegankelijkheid van de fysieke leefomgeving: hoe richten we deze zo in dat iedereen er gebruik van kan maken?
Twee miljoen mensen met beperking
In Nederland hebben, volgens het Rijk, ongeveer 2 miljoen mensen een beperking. Dit komt neer op zo’n 11 procent van de bevolking. Hierbij gaat het zowel om mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking als om mensen met psychische, auditieve of visuele problemen (zoals een angststoornis, doofheid of slechtziendheid).
Verder heeft bijna een derde van de Nederlanders een langdurige aandoening, zoals diabetes, een hartaandoening of reuma.
In 2016 werd het VN-verdrag Handicap van kracht in Nederland, een aanvulling op de al bestaande Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte. Het verdrag moet de positie van Nederlanders met een beperking in de samenleving verbeteren.
Het Rijk heeft dit verdrag geldig gemaakt door wetten aan te nemen en aan te passen. Zo moeten gebouwen met een publieke functie voor alle burgers openbaar toegankelijk worden.
Verder is de overheid gestart met het programma Onbeperkt meedoen! om onderdelen uit het VN-verdrag uit te voeren. Volgens een onderzoek van het SCP is Nederland op weg om toegankelijker te worden.
Toegankelijkheid en de OmgevingswetNaast gehoor geven aan de instructieregel voor toegankelijkheid van de openbare buitenruimte kunnen gemeenten toegankelijkheid hoger op de agenda krijgen door er aandacht aan te besteden in de omgevingsvisie en het omgevingsprogramma. Hierbij kunnen beleidsmakers gebruik maken van een van de belangrijkste pijlers van de Omgevingswet: participatie. Door actief de groep mensen te betrekken over wie het beleid gaat, volgt meer inzicht in de behoefte vanuit de doelgroep en meer draagvlak. Samen komen gemeenten en doelgroep tot de beste plannen voor de inrichting van de fysieke leefomgeving, waaronder ook de openbare ruimte. Gemeenten moeten participatie dan ook als een kans zien en niet als een hindernis waar het beleid of de plannen nog langs moeten voor ze tot uitvoering kunnen worden gebracht. |
Toch is nog een lange weg te gaan: mensen met een beperking hebben bijvoorbeeld last van onverharde of oneffen betegelde paden, ondervinden hinder van obstakels op de stoep, zoals geparkeerde fietsen, of kunnen slechts met moeite veilig oversteken.
Toch is nog een lange weg te gaan: mensen met een beperking hebben bijvoorbeeld last van onverharde of oneffen betegelde paden.
Het is dan ook nodig om de openbare ruimte toegankelijker te maken. Toch heeft bijna de helft van de gemeenten geen concreet plan om het VN-verdrag te verwerken in beleid. Het gaat dan vooral om kleinere gemeenten.
De uitbreiding van artikel 1 van de Grondwet, eerder dit jaar, moet aan de vrijblijvendheid een eind maken en een extra stok achter de deur worden. Discriminatie op basis van een beperking is nu bij wet niet toegestaan.
Met de Omgevingswet komt er nog een stok bij: de instructieregel voor toegankelijkheid van de openbare buitenruimte. Deze verplicht overheden, dus zonder de mogelijkheid tot ontheffing, bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen het belang van de toegankelijkheid van de openbare ruimte mee te wegen.
De gemeente moet toegankelijkheid ook meewegen wanneer het gaat over de bruikbaarheid van de openbare weg. Denk hierbij aan regelgeving over winkeluitstallingen of het parkeren van fietsen op de stoep.
Deze twee ontwikkelingen maken dat de overheid zich meer moet gaan inspannen om de openbare ruimte toegankelijk en beweegvriendelijk te maken voor iedereen.
Toegankelijke openbare ruimte
Een beweegvriendelijke omgeving is een omgeving die uitnodigt tot sporten, spelen en bewegen. Grofweg bestaat deze uit drie elementen: de hardware (fysieke omgeving), software (sociale omgeving) en orgware (organisatie en regulering).
Deze elementen staan niet los van elkaar, maar spelen meestal op elkaar in. Hierbij speelt de context een rol. Dit betekent dat er voorwaarden zijn verbonden aan hoe effectief elementen van een beweegvriendelijke omgeving zijn in het verleiden van mensen tot bewegen.
Er is dus beleid nodig, gebaseerd op de samenstelling van en behoefte binnen een buurt.
Deze context is ook belangrijk om de openbare ruimte toegankelijk te maken: wat voor mensen zonder beperking werkt, is voor mensen met een beperking vaak niet voldoende om comfortabel en zelfstandig van A naar B te komen of om obstakelvrij te kunnen recreëren.
Dit lijkt misschien een open deur, maar dat met deze context rekening wordt gehouden is nog verre van vanzelfsprekend.
Onder mensen met een beperking is er een trend om meer te sporten en te bewegen in de openbare ruimte. Uit een onderzoek in 2021 onder mensen met een beperking in Rotterdam, kwam de openbare ruimte zelfs naar voren als de meeste gebruikte locatie om te sporten en te bewegen. Maar deze was daarvoor nog niet altijd even geschikt.
Deelnemers aan het onderzoek deden dan ook suggesties voor aanpassingen aan onder meer de openbare ruimte om (meer) te kunnen sporten en bewegen in de gemeente.
Het merendeel van de Nederlanders met een beperking kan niet normaal gebruikmaken van het OV of de horeca en komt moeilijk aan een baan.
Voorstellen waren onder meer aanpassingen aan parken en paden, (meer) plekken in de openbare ruimte om uit te rusten en betere toegang tot open zwemwater voor mensen met een beperking.
Er is meer nodig om de openbare ruimte toegankelijk te maken. Pointer van KRO-NCRV onderzocht samen met Spot on Stories en Vrij Nederland de toegankelijkheid van de openbare ruimte en voorzieningen in Nederland.
De resultaten logen er niet om: het merendeel van de Nederlanders met een beperking kan niet normaal gebruikmaken van het OV of de horeca en komt moeilijk aan een baan.
José Smits, één van de onderzoekers van de Alliantie VN-verdrag Handicap, noemt de ratificatie van het VN-verdrag Handicap door Nederland in het tv-programma zelfs een ‘wassen neus’: Nederland doet te weinig om de openbare ruimte en voorzieningen echt toegankelijk te maken.
Hiermee laat de overheid zien dat ze het VN-verdrag niet voldoende serieus neemt én discrimineert ze mensen met een beperking, wat een schending is van artikel 1 van de Grondwet.
Als de overheid en bedrijven tijdens de coronapandemie in korte tijd in staat waren de openbare ruimte, het OV en gebouwen grondig aan te passen aan de 1,5-metermaatregel, moeten ze toch ook in staat zijn om deze plekken bijvoorbeeld rolstoeltoegankelijk te maken?
Naar een beweegvriendelijke omgeving voor iedereen
Een openbare ruimte die toegankelijk is voor iedereen zou het vertrekpunt moeten zijn van elke ruimtelijke ontwikkeling, en niet slechts een hokje om af te vinken op de takenlijst of iets ‘moeilijks’ waar achteraf nog aandacht voor nodig blijkt.
Inspectie en evaluatie & monitoring zijn nodig om erop toe te zien dat overheden en ontwikkelaars zich aan zulke eisen houden.
Waarborgen dat de openbare ruimte toegankelijk (en beweegvriendelijk) is, is niet alleen de taak van de overheid en bedrijven: ook onderzoeksinstellingen kunnen hieraan een bijdrage leveren.
Het Mulier Instituut, dat de voortgang van het Nationaal Sportakkoord monitort, wil hiervoor een onderzoeksagenda opstellen en zo inzichtelijk maken waar de knelpunten liggen en hoe de openbare ruimte voor mensen met een beperking toegankelijk kan worden.
Ook wil het Mulier Instituut inzetten op monitoring, bijvoorbeeld door onder gemeenten een uitvraag te doen naar de stand van zaken rondom beleid over het toegankelijk en beweegvriendelijk vormgeven van de openbare ruimte.
Laten overheden, bedrijven én onderzoeksinstellingen het VN-verdrag Handicap serieus nemen en een inclusieve openbare ruimte, en inclusieve gebouwen, tot de standaard maken.
Uitvoerende partijen, waaronder gemeenten, kunnen hiermee aan de slag samen met de mensen om wie het gaat: de doelgroep betrekken is ook onderdeel van het VN-verdrag.
Alleen zo kan de openbare ruimte écht beweegvriendelijk worden en krijgen mensen met een beperking waar ze recht op hebben in verdragen en onder de Omgevingswet: (zoveel mogelijk) ongehinderd deelnemen aan het openbare leven.