‘We mogen na tien jaar voorbereiding eindelijk van start’, begint demissionair minister Hugo de Jonge zijn verhaal op de drukbezochte Schakeldag in Den Bosch. Overheden hebben er volgens hem alles aan gedaan om klaar te zijn voor 1 januari, als de Omgevingswet ingaat.
De Omgevingswet stelt overheden volgens De Jonge in staat om weer als één overheid te opereren in het ruimtelijk domein, waarmee zij regie kan hernemen en het RO-domein weer begrijpelijk kan maken voor zichzelf, de burger en het bedrijfsleven.
‘Het stelt ons echt in staat om die schaarse ruimte in Nederland eerlijker en rechtvaardiger te verdelen. Zeker met oog voor de volgende generatie. En dat, precies dat, is ons werk.’
Met huidige en doorlopende transities, zoals de circulaire economie en een landbouw in evenwicht met de natuur, is de Omgevingswet een onmisbaar instrument, aldus de minister.
De invoering van de wet is niet makkelijk, erkent De Jonge. Maar: ‘Tegen de mensen die de Omgevingswet ingewikkeld noemen, zou ik een betoog willen houden dat de huidige wetgeving vele malen ingewikkelder is.’
Invoering Omgevingswet niet vlekkeloos
De grootste wetgevingsoperatie sinds de Grondwet verloopt volgens De Jonge niet vlekkeloos. Geen reden om onmiddellijk in de paniek te schieten, zei hij. ‘Als je er maar van leert en als we het samen maar oplossen.’
Hij prijst de ambtenaren voor het geduld en het doorzettingsvermogen op momenten dat de wet in ‘onvoorspelbaar vaarwater’ lag en drukte overheden op het hart om zo open mogelijk te communiceren over vragen over de Omgevingswet en actief gebruik te maken van regionale hulplijnen.
De minister ging ook in op het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) die, ondanks alle zorgen, volgens hem een stap voorwaarts is in de begrijpelijkheid van de manier waarop de overheid zichzelf heeft georganiseerd.
De toon van de presentatie reflecteert de houding van veel ambtenaren en bedrijven: erkenning voor de moeizame route naar 1 januari 2024, maar nu vooral met de blik op het in werking treden van de wet. Hoe willen overheden dat hun gemeenten en provincies er straks in 2030 uitzien?
Daar draait het volgens directeur-generaal Marjolein Jansen van BZK om. ‘Je kijkt als bevoegd gezag vooruit, met een eigen visie op de fysieke leefomgeving.’
Raadsleden worstelen hiermee, zegt ze, maar zullen steeds beter in de vingers krijgen hoe de wet juist aan de voorkant helpt om de fysieke ruimte te benutten en beschermen. ‘We willen aan initiatiefnemers van projecten kenbaar kunnen maken: waar willen we als gemeente nou wat toestaan?’
Oproep minister: gebruik hulplijnen
Jansen beaamt, net als De Jonge, dat de Omgevingswet na 1 januari gepaard zal gaan met veel vragen. ‘Ook wij realiseren ons: overheden komen straks in onvoorziene situaties terecht. U allen heeft straks IPLO als hulpsteun', aldus de DG.
Ze herhaalde de oproep van De Jonge: ‘Blijf vooral niet zitten met vragen. We zitten nog steeds in een leer- en ontwikkelperiode. ‘Als verantwoordelijk beleidsdepartement moeten we alle signalen uit het land ontvangen.’
Demissionair minister de Jonge sprak op de Schakeldag de hoop uit dat, ondanks de verwachte zorgen en vragen, de dienstverlening van de overheid doorzet zoals de burger en het bedrijfsleven van haar gewend is. De vergunningverlening en de planvorming ervaren straks idealiter geen dip, als het aan hem ligt.
Sentiment op het congres
Over die genoemde dip in de dienstverlening, want die gaat er volgens overheden zonder twijfel komen. Gemeenten, groot en klein, ontvangen nu nog geen grote hoeveelheid vragen van burgers en bedrijven, maar zij vrezen er wel voor ná de invoering.
Ook verwachten overheden de komende maanden, dan wel jaren, veel vertraging. Ook in het verlenen van vergunningen.
‘Ik uit mijn zorgen over de vergunningen die blijven liggen na 1 januari’, aldus een aanwezige van de Inspectie Leefomgeving en Transport, ‘en de rechtszaken die daarop zouden kunnen volgen. Veel projecten hebben namelijk tijdsdruk.’
De gemeente Katwijk is naar eigen zeggen goed voorbereid op de Omgevingswet, maar uit ook zorgen over de piek in vragen van burgers en kleinere bedrijven. ‘Met grote bedrijven kom je er wel uit, maar anderen beschikken over minder capaciteit om de Omgevingswet door te krijgen.’
Verder uitten ook ambtenaren van de gemeente Eindhoven hun zorgen uit over de software die gemeenten gebruiken om toegang te krijgen tot het DSO. Dit wordt overgelaten aan de marktwerking. ‘We zien hierdoor verschillen in kwaliteit en oplevering van die software. Met name kleine gemeenten kunnen hier mogelijk door op achter gaan lopen.’
Andere dienstverlening
In een deelsessie over dienstverlening onder de nieuwe Omgevingswet wordt dan ook geadviseerd om het eerste half jaar een nazorgteam paraat te houden. Dit moet waken voor een toename aan vragen die op gemeenten af kunnen komen over de praktijk achter de Omgevingswet.
Ook moeten gemeenten en provincies goed nadenken over hun niveau van dienstverlening. Zo kunnen gemeenten zichzelf ontzorgen door van grotere bedrijven te verwachten dat zij zelf in staat zijn het Omgevingsloket te leren begrijpen, waar een burger hier mogelijk eerder tegen meerdere vragen aanloopt.
In de provincie Gelderland wordt bijvoorbeeld nagedacht over wat slimmer is: het opleiden van gemeentelijke ambtenaren of in de eigen organisatie een contactpersoon aanstellen.
De Omgevingsdienst Midden-Holland schreef alvast een basisadvies voor haar regiogemeenten over het landen van milieuaspecten in omgevingsplannen. ‘We hebben gekozen voor beleidsarme onderwerpen, die snel te implementeren zijn én die nu klaarliggen om opgenomen te worden in het nieuwe omgevingsplan.’
Vragen op detailniveau
In deelsessies konden ambtenaren op detailniveau vragen stellen. Daar werd dankbaar gebruik van gemaakt, zoals bij sessie ‘bal voor beginners’ voor een van de kernpunten binnen de Omgevingswet: Besluit activiteiten leefomgeving (Bal).
Jurist Omgevingsrecht Gijs van Luyn legde uit hoe de regels voor milieubelastende activiteiten (MAB) voortaan te gebruiken zijn. Na afloop klonken praktische vragen over de nieuwe indeling als ‘Wat hoort bij Bal?’, ‘Wat is het verschil tussen hoofdstuk vier en vijf?’ of ‘Waarom is dit niet gelinkt aan dat?’.
Ondanks deze vragen lijkt het doel van de Omgevingswet, het versimpelen, combineren en veralgemeniseren van de regels, toch gelukt. De ‘Bal’ is op papier gezet in een begrijpelijke spreek- en schrijftaal. Met veel minder juridische termen.
Ook staan er in de huidige wetgeving veel vanzelfsprekende regels zoals ‘tankafsluitingen die goed moeten afsluiten’. Deze ‘nogal wiedes’-regels worden niet meer volledig uitgeschreven, maar vervangen door de specifieke zorgplicht.
Juridische taal versus spreektaal
Een demonstratie van het Omgevingsloket (DSO) leverde praktische discussies op. Als test-case werd de route doorlopen die een woningeigenaar aflegt om een vergunning voor een dakraam aan te vragen. Deze is ingericht om het zo makkelijk en duidelijk mogelijk te maken.
Toch klonk het alsof er nog veel verbetering mogelijk is binnen deze digitale route. Een voorbeeld i de mismatch tussen de juridische taal binnen gemeenten en de spreektaal van burgers.
Zo kreeg de term ‘daglichtvoorziening’ kritiek, omdat het woord ‘raam’ veel duidelijker zou zijn voor burgers. Ook tipte iemand dat meer ‘info-pop-ups' welkom zijn, en weer een ander vroeg of het invulproces ook gepauzeerd kan worden om later op te pakken. Dat is trouwens nog niet mogelijk.
Ook klonk er een vraag over het proces. ‘Worden de Nederlanders wel gevraagd of zij snappen wat er nu allemaal staat te veranderen?’ De tip aan het IPLO: ‘Zorg alsjeblieft dat burgers ook na 1 januari gevraagd worden om feedback. Er is ruimte om al die feedback te toetsen en in het systeem door te voeren.’
Niets nieuws is positief
Op de congresvloer zijn veel deelnemers het aan het einde van de Schakeldag ook over iets anders eens. Na het bijwonen van deelsessies in vier verschillende rondes, lijkt de ruime meerderheid weinig tot geen cruciale, nieuwe informatie tot zich te hebben genomen.
Dat is positief, aldus de ambtenaren zelf: ‘Als ik niets nieuws ontdek, dan concludeer ik voorzichtig dat ik goed voorbereid ben op volgend jaar.’
De dag diende als laatste grootste ontmoeting tussen ambtenaren van verschillende overheidslagen, marktpartijen en kennispartners. Op deze Schakeldag konden zij zeventig deelsessies bijwonen over uiteenlopende onderdelen van de Omgevingswet.