Nieuwe mensen moeten ook gehuisvest worden. Idealiter door het beter benutten van bestaande ruimte. Dat kan door optoppen, overkluizen van het spoor, bouwen langs stadswegen en inbreiden.

‘Een straatje erbij’ is wat mij betreft complementair en ook een vorm van beter benutten. 

Een straatje erbij kan bovendien ongezonde druk afhalen van de stedelijke grondmarkt en werkt in dat opzicht als ventiel.

Minister de Jonge heeft het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) laten onderzoeken in hoeverre bouwen aan de flanken van dorpen en steden (‘een straatje erbij’) kan bijdragen aan de totale bouwopgave van circa één miljoen huizen tot 2030. Hij gunt elk dorp een straatje erbij te bouwen.   

Het EIB, verbonden aan de bouwsector, was eerder met dat op het eerste gezicht sympathieke idee op de proppen gekomen. Een straatje erbij kan volgens de bouwers relatief snel voorzien in een lokale woonbehoefte, doordat kan worden aangehaakt bij bestaande infrastructuren en voorzieningen.

‘Een straatje erbij kan relatief snel voorzien in een lokale woonbehoefte.

Van het ruimtelijke potentieel van ca. 310.000 huizen blijven er na correctie op erfgoed, ontsluitingsproblemen, hinderaspecten of de aanwezigheid van een vogelbeschermingsgebied ca. 220.000 over.

Om dit potentieel beter te kunnen benutten, pleit de minister nu voor aanpassen van de Ladder voor duurzame verstedelijking. 

Bij nieuwe stedelijke uitleg vereist de Ladder een motivering waarom niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gebouwd.

Minister De Jonge wil dat de ladder, die vertragend werkt, niet meer geldt voor kleinschalige projecten van maximaal 50 woningen in het buitengebied.

Hans Leeflang: ‘Domme actie’

In het artikel op PONT Omgeving noemt Hans Leeflang, adviseur ruimtelijke advisering en geestelijk vader van de VINEX-operatie de toezegging van De Jonge ‘een domme actie’. 

Projecten met minder dan vijftig woningen niet meer meenemen in de ladder is vanuit het perspectief van ruimtelijke ordening een ‘veel te generieke’ benadering, aldus Leeflang. 

Het biedt volgens hem ruimte aan projecten die ‘botsen met het principe van water en bodem sturend’. 

Voor dat eerste argument valt best wat te zeggen. Het ontbreken van een goede ruimtelijke ordening heeft bovendien misschien wel bijgedragen aan het huidige woningtekort.

Tegelijk zou je kunnen redeneren dat het restrictieve ruimtelijke beleid van met name de provincies (met het Ladder-principe als inzet) de woningmarkt heeft gekneveld en prijzen opdreef. 

Juist daarom is meer sturing van de nationale overheid nodig, bijvoorbeeld in de vorm van het aanwijzen van bouwlocaties en/of overrulen van provincies. Leeflang stond als rijksambtenaar zelf aan de basis van de VINEX die hier een voorbeeld van is.

Geen moratorium op bouwen in het groen

Waar Leeflang en andere reageerders op LinkedIn mijns inziens de plank misslaan, is waar ze het water en bodem sturend-principe van stal halen om de plannen van De Jonge om dorpen een straatje erbij te gunnen, torpederen. Ze stellen dat De Jonge zwicht voor de bouwlobby. 

Voor zover ik overzie, staat water en bodem sturend niet synoniem aan een moratorium op bouwen in het groen. En met het motto ‘bouwen, bouwen, bouwen’ waarvoor ook ik volgens Leeflang ben gezwicht, is mijns inziens niets mis in een tijd dat we 390.000 huizen tekort komen. 

Voor water- en bodemgestuurd bouwen bestaan handige handreikingen zoals de ‘Geschiktheidskaart water en bodem sturend’ van Waterschap Amstel, Gooi en Vecht. 

Die legt niet per definitie een ban op bouwen in kwetsbare gebieden. Maar vraagt bijvoorbeeld om een ‘substantiële’ inspanning op locaties die minder geschikt zijn voor (conventionele) woningbouw. Kortom: om creativiteit.

In het licht van 66,3 procent agrarisch grondgebruik  – in het hoofddeel voor intensieve veeteelt – ben ik bovendien anders gaan aankijken tegen het bouwen in 'kostbaar' groen. 

Om de wereld te redden zet een transitie binnen onze voedselproductieketen en daarbij horend landgebruik meer zoden aan de dijk dan gerommel in de marge van stedelijke verdichting om te voorkomen dat 7 procent verstedelijkt gebied 7,1 procent wordt.

Het is uiteindelijk aan het bevoegd gezag – lees de provincie – om te bepalen of een bouwplan de toets der kritiek kan doorstaan. Vanuit water en bodem sturend.

Korte en lange termijn

Ik vond het ook niet nodig dat er na mij nog meer mensen bijkwamen. Maar de bevolking groeit nu eenmaal. 

De groei komt voornamelijk door buitenlandse migratie. Het grootste deel van de (arbeids)migratie landt in de Randstadprovincies en Noord-Brabant. Die gebieden kennen een binnenlands vertrekoverschot naar ander provincies, zoals Drenthe en de Achterhoek. De komst van Randstedelingen daar resulteert in verdringing van lokale starters. 

Een straatje erbij kan hen helpen en op korte termijn een deel van de woningnood lenigen. Ondertussen kunnen we nadenken over een nieuwe ruimtelijke ordening die ook voorziet in de woningbehoefte op de lange termijn, als dat een doel mag zijn.