Cecile Konijnendijk, directeur van het Nature Based Solutions Institute, zette de 3-30-300 regel centraal in zijn presentatie op de Groendag. De regel gaat uit van drie vereisten aan groen in de leefomgeving: vanuit elke woning of werkplek zicht op minimaal drie bomen, in elke wijk minimaal dertig procent kroonoppervlak en vanuit elke woning een stadspark of groter groen op maximaal 300 meter afstand.
Handige aan de 3-30-300 regel is dat die goed te onthouden is. Groenpartijen als Cobra Groeninzicht hebben de landelijke data al in 3-30-300-kaarten verwerkt, waarop te zien is of gemeenten al aan de groenregel voldoen.
Volgens Konijnendijk zijn landelijke groennormen als bovenstaande regel hard nodig. ‘De 3-30-300 regel helpt de groensector en anderen om van vergroening een gesprekspunt te maken. Zo komt het terecht in visies en kunnen we benchmarks creëren’, aldus de directeur.
Groen moet oud kunnen worden
Landschapsarchitect en grootdenker Adriaan Geuze ziet die regel juist niet als uitgangspunt voor radicaal vergroenen. Volgens hem houden gemeenten en ontwikkelaars, vaak met aantrekkelijkere renders en visualisaties, zich nog te veel bezig met vergroening in de vorm van opklikbare planten en klein groen op daken.
‘Als je een volwassen boom op een dak zou willen zetten, dan heeft zo’n boom al gauw veertig meter diepe bodem nodig. Een boom op een dak zonder die ruimte heeft amper ecologische impact.’
Groen moet oud kunnen worden, aldus de landschapsarchitect. Hij pleit daarom vooral voor grotere vergroeningsprojecten die stevig de ruimte in nemen. ‘We moeten niet alles groen willen maken, maar juist locaties kiezen die we met man en macht verdedigen.’
‘Je kan jezelf pas permitteren om je stad verder te verdichten als je je de grote groenstructuren geregeld en ingericht hebt’, zegt hij.
Geuze haalt hiervoor een aantal voorbeelden aan, waaronder de Torenallee in Eindhoven en de vergroende ruimte boven de ondergrondse A2 tunnel in Maastricht. In dichtbevolkt Nederland moeten verbindingen worden gemaakt naar het buitengebied, ‘het liefst met zeven rijen bomen’.
Daarmee moeten Nederlandse steden volgens Geuze lanen aanleggen die de groenstructuren in Zeist, maar ook die in het Franse Versailles met 10-0 verslaan.
Groene corridors Van Gogh Nationaal Park
Dat idee van stad en landschap verbinden wordt in Noord-Brabant breed opgepakt: de ambitie voor het Van Gogh Nationaal Park speelt hierin een grote rol om de natuur via groene corridors in de steden en dorpen te krijgen.
Een ander Brabants initiatief dat Geuze noemt is de Groene Corridor, een groene loper van 13 kilometer die loopt van Eindhoven tot aan Oirschot.
Om dergelijke projecten voor elkaar te krijgen, moeten andere belanghebbenden in de openbare ruimte, zoals ‘de kabelmensen’, worden weggejaagd. En dat is mogelijk, ervaart Geuze in zijn projecten.
‘Groene lopers schieten tekort’
Dat grotere projecten ertoe doen, daar is Konijnendijk het wel mee eens. Maar de praktisch denker ziet juist veel baat bij de 3-30-300 regel omdat deze erop toeziet dat elke woning direct in het groen staat. Groene lopers zouden daarin juist tekortschieten.
Volgens Geuze is de regel wel degelijk effectief in woonwijken, maar werkt het niet als startpunt in de verdichte en vaak historische binnensteden. Daar passen vaak geen extra bomen meer in het straatbeeld, aldus de architect.
‘Steden als Berlijn, Parijs en Singapore laten het tegendeel zien. Die behoren tot de meest dichtbevolkte locaties en vergroenen desondanks radicaal.’
Verdichten en vergroenen geen tegenstelling
De discussie over welke manier van vergroenen nu werkelijk radicaal is, krijgt daarmee een open einde. Waar beide deskundigen het wel over eens zijn is dat verdichten en vergroenen geen tegenstelling is. Groen is namelijk niet enkel een integraal onderdeel van stedelijke verdichting; het moet volgens beide deskundigen gezien worden als een gelijkwaardig thema, zoals mobiliteit en bebouwing.
Wél zijn er duidelijke normen nodig die vergroening in plannen wettelijk gelijkstelt aan die andere thema's. Volgens Geuze en Konijnendijk moet daarvoor worden gekeken naar het Rijk.
Konijnenkijk: ‘Heldere groennormen helpen ook om normen uit andere sectoren tegen het licht te houden, om te zien of deze normen nog wel van deze tijd zijn.’
Hij noemt daarbij het voorbeeld van Stockholm: ‘Daar worden bomen gelijkgesteld aan andere infrastructuur in de grond. Kabels en leidingen worden daar nu anders gelegd omdat dit voor het groen beter uitkomt.’
Ouder worden door radicaal vergroenen
Radicaal vergroenen kent in ieder geval flink wat voordelen, waaronder een betere gezondheid en het voorkomen van ziekteverschijnselen. Die worden nog eens herhaald door Onno Dwars, directeur van ontwikkelaar Ballast Nedam Development.
‘Radicaal vergroenen kan ons gemiddeld vijf extra levensjaren opleveren’, weet Dwars. Een groene omgeving leidt volgens hem bewezen tot minder diabetes, depressie, astma, hoge bloeddruk en vroeggeboortes. De directeur ziet natuur als recept voor gezondheid en bouwt vergroening dan ook in nieuwbouwprojecten standaard in.
Dwars is ervan overtuigd dat radicaal vergroenen zeker op nieuwbouwlocaties geen keuze meer is. ‘Nieuwbouw in Nederland is ingewikkeld, maar je kan er wel met nieuw gedachtegoed aan de slag.’
De Cartesiusdriehoek, een grote nieuwbouwlocatie van Ballast Nedam Development met 3.000 woningen naast het centrum van Utrecht, illustreert dit. De nieuwbouwwijk voldoet aan de 3-30-300 regel en de stad experimenteert er met een autoluwe leefomgeving. De woonwijk is geïnspireerd op de wetenschappelijke theorie van de Blue Zones, gebieden met de hoogste levensverwachting ter wereld.
Als ontwikkelaar hoopt Ballast Nedam Development net als Konijnendijk en Geuze op ondergrenzen en normen, voor natuurinclusief bouwen en vergroenen in de openbare ruimte. ‘Tot die tijd blijven we met elkaar de discussie voeren over hoe we radicaal kunnen vergroenen. Dan blijven die mooie plaatjes wel degelijk belangrijk.’