Volgens het onderzoek hebben gemeenten verscheidende redenen om gebieden autoluw te maken. Veelgenoemde motieven zijn het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving, het stimuleren van lopen en fietsen, het verbeteren van de verkeersveiligheid en het verduurzamen van mobiliteit. Ook het vrijmaken van ruimte voor andere stedelijke functies, zoals groen of verblijven, is een reden.
Er zijn volgens het KiM twee voorwaarden die bepalen of het autoluwe beleid aan die doelen bijdraagt. Allereerst hangt het af van de bevolkingsdichtheid. In dichtbevolkte gebieden met schaarse ruimte nemen auto’s veel ruimte in beslag. Het weren daarvan zorgt volgens de onderzoekers al snel voor verbeteringen in gezondheid, leefbaarheid en veiligheid.
In minder dichtbevolkte gebieden is deze winst kleiner. Mogelijk werkt het zelfs averechts, omdat locaties binnen deze gebieden minder bereikbaar zijn en inwoners vaker afhankelijk zijn van de auto.
Een tweede voorwaarde is dat er voldoende alternatieve vervoersmiddelen zijn. Dit is in de onderzochte steden in de Randstad relatief vaker het geval dan daarbuiten. Zonder genoeg openbaar vervoer en voorzieningen die op (elektrische) fiets- of loopafstand bereikbaar zijn, lijkt het niet zinvol om autowerende maatregelen in te voeren.
Autoluw kan doorstroom hoofdwegennet beperken
Het KiM legt in het rapport extra nadruk op de toevoegende ondersteuning die het ministerie van IenW aan gemeenten kan bieden bij de inzet van bepaalde autoluwe maatregelen. Bijvoorbeeld door financiële middelen beschikbaar te stellen, richtlijnen op te stellen of kennis te verspreiden.
Want ondanks die vanzelfsprekendheid kunnen lokale autoluwe maatregelen wel botsen met landelijke doelstellingen, waarschuwt het KiM. Dat gebeurt met name bij maatregelen die de lokale doorstroming beïnvloeden, waardoor het verkeer op de ringwegen rond de stad drukker wordt. Dat is weer in strijd met belangen van IenW.
‘Dit vraagt om een juiste afweging tussen beide doelen en het is daarom belangrijk dat het ministerie en de gemeenten goed communiceren over dit mogelijke spanningsveld’.
IenW zou daarbij ook kennisontwikkeling over de mogelijke landelijke effecten van dergelijke maatregelen kunnen faciliteren, aldus Kim.