Uit het onderzoek van ESB blijkt dat er geen sprake is van een structureel lager aantal bouwvergunningen ten opzichte van na het arrest (zie figuur 1). Alleen in juli 2019 was er een duidelijk lager aantal bouwvergunningen afgegeven. De trend die voor het arrest dalende was, is daarna juist stijgend gebleken. Dit is verrassend, omdat de sector stellig beweerde dat het stikstofarrest voor een flinke blokkade zou zorgen. 

Op 29 mei 2019 beoordeelde de Raad van State dat het Programma Aanpak Stikstof (PAS) niet gebruikt mocht worden om toestemming te geven voor projecten die extra stikstofuitstoot veroorzaken. Dit wordt ook wel het stikstofarrest genoemd. 

Het is ook opvallend dat er in de maanden voor het arrest vooral een afname van bouwvergunningen was. Als het arrest van tevoren aangekondigd zou zijn, had dat mogelijk nog tot een stijging van aangevraagde bouwvergunningen kunnen leiden.  

 

Aantal bouwvergunningen tussen maart 2017 en juni 2021. Data: CBS, ESB. Beeld: ESB 

Verder toont het onderzoek aan dat in de buitenring van stikstofgevoelige gebieden er zelfs sprake is van intensivering van bouwvergunningen ten opzichte van de overige gebieden. Gemeenten die tot 40 procent van hun grondgebied te maken hebben met stikstofbeperkende maatregelen, hebben in de periode na de uitspraak van de Raad van State méér vergunningen verleend dan gemeenten die geen hinder ondervinden. Volgens het ESB kan een mogelijke verklaring kan zijn dat er in deze gemeenten minder sprake was van grote bouwprojecten – en vooral die ondervinden problemen. 

Ook zijn er aanwijzingen dat zich een markt heeft ontwikkeld voor stikstofruimte. Het lijkt woningbouwers te zijn gelukt om via interne saldering of het kopen van stikstofrechten vergunningen te bemachtigen. Zo is er sprake van stikstofmakelaars, bemiddelingsbedrijven die handelen tussen boerenbedrijven en partijen die stikstofruimte nodig hebben om bijvoorbeeld woningen te bouwen, een snelweg aan te leggen of een vakantievliegveld te exploiteren. 

Jan Rouwendal van EBS benoemt ook dat gemeenten en ontwikkelaars, die te maken kregen met stikstofbeperkende maatregelen, waarschijnlijk juist meer aandacht zijn gaan geven aan de voortgang van de woningbouw. Dat laatste zou er volgens hem ook toe kunnen hebben geleid dat in de schil van het getroffen gebied naar verhouding meer gebouwd werd na het arrest van de Raad van State in 2019.   

Stikstofarrest 

Volgens het stikstofarrest moet per bouwproject duidelijk zijn dat er óf geen extra stikstofuitstoot in de kwetsbare Natura 2000-gebieden aan verbonden zou zijn, óf dat er direct en zeker voor de extra stikstofuitstoot gecompenseerd zou worden. 

Daarom was er de afgelopen vier jaar vanuit veel sectoren grote bezorgdheid over de gevolgen van de stikstofproblematiek voor de woningbouw. Het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) sprak in december 2019 de verwachting uit dat er in 2020 nog maar 55.000 bouwvergunningen zouden worden verleend, terwijl het er in 2018 nog 70.000 waren. 

Op 1 juni 2021 leek er meer ruimte vrij te komen voor woningbouw, toen de Bouwvrijstelling (onderdeel van de Wet stikstofreductie en Natuurverbetering) van kracht werd. Voor activiteiten met tijdelijke emissies was een lokale toets daardoor niet meer nodig. Op 2 november 2022 deed de Raad van State echter opnieuw een geruchtmakende uitspraak. De bouwvrijstelling voldoet niet aan het Europese natuurbeschermingsrecht, en mag dus niet worden gebruikt. Daarmee was de bouwsector weer terug bij de situatie van vóór juni 2021.