'We zien dat ‘stedelijkheid’ (dichtheid) een rol speelt bij de transitie naar een duurzame en inclusieve economie. Bedrijven in steden zijn verder in de transitie', zegt Otto Raspe, regio-econoom bij de Rabobank.
De bank onderzoekt al enkele jaren welke progressie het bedrijfsleven boekt in de transitie naar een duurzame en inclusieve economie.
Het onderzoek vindt plaats op basis van zeven criteria. Daarin spelen factoren als groene energie, biodiversiteit, circulair ondernemen, sociale en economische waarde en inclusiviteit -de mate waarin medewerkers van een bedrijf een afspiegeling van de maatschappij vormen- een belangrijke rol.
Het is voor het eerst dat Rabobank ook de verschillen per regio in kaart brengt. De verschillen tussen de regio's zijn niet groot, stelt de bank vast.
Een belangrijke verklaring voor de verschillen die er zijn, is dat een aantal regio’s, zoals Midden-Brabant, een relatief groot aandeel koplopers heeft, gecombineerd met in verhouding weinig achterblijvende bedrijven. Daartegenover staan weer regio's waar veel achterblijvers zijn gevestigd en weinig koplopers.
Kennisintensieve bedrijven in Groot-Amsterdam zijn volgens Raspe gemiddeld verder in de transitie naar een duurzame en inclusieve economie dan bijvoorbeeld de regio’s Rotterdam en Den Haag.
'Innovatieregio’s als Brainport Eindhoven en Twente, met hun innovatieve ecosystemen, lopen ook voorop', zegt de regio-econoom.
Tegelijkertijd zijn Friesland en Groningen ook koplopers in de transitie naar een duurzame economie ondanks dat deze regio’s meer in de periferie van het land liggen en een lager economische dichtheid kennen.
'Dat zou de invloed van Leeuwarden en de stad Groningen kunnen zijn', zegt Floris Jan Sander, ook regio-econoom bij de Rabobank in het Financieele Dagblad (FD).
Eenzijdige economische structuur
Dat Noord-Limburg, Haarlem-IJmond en Zeeland achterblijven komt volgens Raspe en Sander door de eenzijdige economische structuur van deze regio's die gericht is op met name toerisme, industrie en logistiek.
'Wat ook meespeelt, is dat deze regio's minder sterke innovatieve ecosystemen zijn opgebouwd. Regio’s als Eindhoven en Twente hebben dat wel hebben gedaan. Dat heeft ertoe geleid dat er veel nauwer contact tussen bedrijven onderling, waardoor zij veel meer inzicht hebben in wat er plaatsvindt in hun keten', zegt de regio-econoom.
Groot zijn de regionale verschillen niet, maar het betekent volgens de Rabobank wel 'dat elke regio een opgave heeft om bedrijven verder te helpen bij de duurzaamheidstransitie'.