Vorige week mocht ik samen met Joost Verhagen van Cobra Groeninzicht een presentatie geven over het belang van data voor de vergroening van Nederland. De netwerkdag ‘Zicht op Nederland’, een initiatief van het ministerie van Binnenlandse Zaken en het Netherlands Space Office (NSO), had als doel om met elkaar het gesprek aan te gaan over wat de ruimtevaart te bieden heeft voor onze maatschappelijke opgaven.
Het was een reuze interessante bijeenkomst waarin ik onderstreepte dat het hebben van de juiste data op het juiste niveau essentieel is voor de vergroening van Nederland. De data vandaag de dag, die onder meer Cobra Groeninzicht verwerkte in de Steenbreek Atlas is zeer nauwkeurig en we kunnen hiermee op landelijk-, gemeentelijk en buurtniveau in een interactief dashboard zien hoe het met de verstening is gesteld. Dat was toen we met het initiatief ‘Operatie Steenbreek’ startte wel anders.
Het is precies 10 jaar geleden dat er een werkgroep startte vanuit een aantal stadsecologen en emeritus hoogleraren die zich zorgen maakten over de vele verharding in de tuinen en de nadelige effecten daarvan op de biodiversiteit. We zijn met vijf gemeenten (Groningen, Leeuwarden, Amersfoort, Eindhoven en Den Haag) gestart om te kijken hoe we tuinbezitters in beweging konden krijgen om hun tuinen te ontstenen. We hadden geen idee over hoe het daadwerkelijk was gesteld met de verharding in de tuinen. We hadden enkel wat aannames, maar harde data was niet voorhanden. Althans, niet over de tuinen.
Toename verstening
Cirsten Zwaagstra, toenmalig student aan de Rijksuniversiteit Groningen, heeft in opdracht van Operatie Steenbreek onderzoek gedaan in drie Groningse wijken naar hoe het was gesteld met de verstening. Aan de hand van luchtfoto’s van het Kadaster was haar conclusie dat tussen 1998 en 2013 de verstening in de tuinen met 2 tot 8 procent was toegenomen. De voortuinen waren hier waarschijnlijk niet in meegenomen.
Dat de verharding was toegenomen in deze wijken was duidelijk, maar om hoeveel procent het daadwerkelijk ging, bleef gissen. Toen Vrij Nederland het onderzoek van Zwaagstra onder handen kreeg, wijden ze daar een uitgebreid artikel aan gewijd dat de kop had ‘Tegelterreur’. Dat was het begin van Stichting Steenbreek zoals de organisatie vandaag de dag heet.
De uitgebreide datakennis die we vandaag de dag hebben, staat in schril contrast met tien jaar geleden. Voor ons is het inzicht in de verharding van wezenlijk belang omdat we samen met gemeenten gaan vergroenen daar waar de noodzaak het grootst is en niet per se waar de mensen het willen.
We hebben niet alleen inzicht in de verharding van de private en publieke ruimte; ook weten we hoe het is gesteld met de boomkroonbedekking, de 3-30-300 regel en kunnen we aangeven waar ruimte is voor het planten van bomen, rekeninghoudend met kabels en leidingen die er in de bodem liggen.
Nu de opgaven rondom klimaatverandering en de biodiversiteitscrisis alsmaar grotere vormen beginnen aan te nemen, kunnen we met de data heel gericht advies geven. De vrijblijvendheid gaat er daarmee van af. Mede ook omdat de weermodellen van KNMI en de resultaten uit het IPCC-rapport rondom klimaatverandering zijn verwerkt in bovengenoemde atlas, en zo de risicogebieden – nu, in de nabije en verre toekomst – in beeld brengt.
Aan de hand van al deze data kunnen we beleid maken en laten we ook zien dat vergroening essentieel is voor onze gezondheid & welzijn en leefbaarheid van onze stedelijke omgeving.