Gemeenten zijn steeds meer, maar nog niet optimaal, voorbereid op het ruimtelijk faciliteren van de circulaire economie, concludeert Stec Groep. Het opstellen van een specifieke Ruimtelijke Circulaire Economie Strategie (RCES) kan volgens 40 procent van de ondervraagde gemeenten hierbij goed helpen.
De gemeentebenchmark peilde hoe dit thema speelt en in hoeverre gemeenten circulaire economie in hun werklocatiebeleid vormgeven.
Circulaire transitie = ruimtelijke transitie
Volgens veel gemeenten is de circulaire transitie vooral een ruimtelijke transitie. 82 procent verwacht meer ruimtevraag op werklocaties als gevolg van de circulaire transitie. 38 procent verwacht ook dat de ruimtevraag van bedrijven verandert.
Hoeveel en welke soort ruimte er dan precies nodig is, vinden veel gemeenten lastig te bepalen. Het gebrek aan data en inzicht speelt daarin een rol. Uit de benchmark blijkt namelijk dat ongeveer de helft van de gemeenten niet weet wat bedrijven op hun werklocaties nu aan circulaire economie doen.
Negen van de tien gemeenten hebben bijvoorbeeld geen zicht op de reststromen die op een werklocatie rondgaan en de circulaire potentie daarvan. ‘Inzicht in de omvang, aard en potentie van reststromen op werklocaties is een relatief laagdrempelige manier om ondernemers te enthousiasmeren en eerste motiverende stappen te zetten op de circulaire economie’, vertelt Jorik van der Wiel, medior adviseur bij Stec Groep en projectleider van de benchmark.
Meer gemeenten met circulair beleid
Een groeiend aantal gemeenten (nu 45 procent) heeft in haar werklocatiebeleid specifiek aandacht voor circulaire economie. Dat is een verdubbeling sinds de vorige benchmark uit 2020.
Tegelijk is er nog een grote groep gemeenten zonder visie of strategie. Vooral kleinere gemeenten blijven ver achter, terwijl de bedrijven daar ook te maken krijgen met de circulaire economie. 80 procent van de gemeenten heeft wel al een ambtelijk en/of bestuurlijke trekker circulaire economie, maar door het gebrek aan capaciteit en budgetten lukt het veel gemeenten nog niet om echt circulaire meters te maken.
Ook werklocaties steeds meer circulair
De benchmark bekeek ook hoe circulaire het gemeentelijk werklocatiebeleid op zichzélf is. Ruim een derde (35 procent) van de gemeenten geeft aan dat het huidige ruimtegebruik optimaler kan. Bijvoorbeeld door beschikbare bouwhoogtes volledig te benutten of door ‘het juiste bedrijf op de juiste plaats’ te realiseren. Verschillende gemeenten hebben dit soort kansen in beeld gebracht of zijn hier mee bezig.
Toch geeft 70 procent van de gemeenten aan dat er ook nieuwe werklocaties nodig zijn. Deels om nieuwe en groeiende circulaire bedrijven te faciliteren maar ook als schuifruimte om bestaande werklocaties te verduurzamen en circulair te maken. Door de krapte op de bedrijventerreinenmarkt ontbreekt het bij 40 procent van de gemeenten aan deze ruimte. Het valt de benchmark daarbij op dat gemeenten die nu wel nieuwe werklocaties in uitgifte hebben, vaak nog maar beperkt circulaire eisen stellen aan vestigende bedrijven.
Regionale samenwerking cruciaal
Omdat een circulaire economie gemeentegrenzen overstijgt, zien de gemeenten ook meerwaarde in een strategie op regionaal niveau. Bijna 75 procent van de gemeenten ziet regionale samenwerking en afspraken rondom werklocaties als succesvoorwaarde om de circulaire economie te laten groeien.
De benchmark is dit jaar (periode april-juni) voor de tweede keer uitgevoerd. De eerste benchmark verscheen in 2020.