Bomen blijken vaak een sluitpost bij ruimtelijke ontwikkelingen. Ze staan achteraan in de rij bij woning- en wegenbouw en zodra bomen meer onderhoud nodig hebben, worden ze niet zelden vervangen voor nieuwe kleine boompjes.
De publicatie biedt handvatten om bewuste keuzes te maken en het bomenbeleid weerbaar te maken in de concurrentie om ruimte en middelen. Onder aanvoering van Stichting Bomenmakelaar is een werkgroep met beleidsmedewerkers groen uit verschillende gemeenten aan de slag gegaan en vervolgens is onder redactie van Stichting Groenkeur het boek doorgenomen en voorzien van praktische handvatten voor aanbestedingen, vertelt Dick Oosthoek, directeur van Groenkeur.
Waarom is een dergelijk boek eigenlijk nodig?
‘Het aantal mensen met bomenkennis neemt af. Ook hier is krapte op de arbeidsmarkt een van de oorzaken. We zien echter ook dat een aantal oude rotten verdwijnt waarvoor geen nieuwe mensen klaarstaan. Bomen krijgen steeds meer aandacht van de burger en daarmee in de media; dat vraagt ook een goed bomenbeleid.
Nog te vaak wordt een boom maar gekapt, in plaats van vooruit te denken. Met goed beleid komt er meer plek voor bomen en blijven ze vaker behouden, in plaats van te laten sneuvelen omdat er zo nodig iets anders tussendoor komt.
Het herstellen van de “waarden” van een boom, naast de monetaire waarde, vraagt jaren. Om een gekapte boom te vervangen moet je voor een gelijke waarde tientallen bomen terug planten. Met i-Tree (verzameling van analyse- en voordelenbeoordelingsinstrumenten voor stedelijke en landelijke bosbouw, red.) hebben ze al diverse voorbeelden laten zien.’
Wat ‘mankeert’ aan het huidige bomenbeleid bij sommige gemeenten?
‘In veel bomenbeleidstukken ontbreekt de samenhang met de andere beleidsterreinen. Als je de stad of het dorp als boomkwekerij gaat zien, dan zijn bomen verplaatsbaar en kunnen ze ruimte maken en ook krijgen als het nodig is. Door bijvoorbeeld de NEN 2767-conditiemeting te hanteren, sluit je aan op de taal van de infrastructurele werken.
De boom krijgt dan een volwassen plek bij het vernieuwen en onderhouden van de openbare ruimte. Als de straat dan open moet voor bijvoorbeeld vernieuwing van de riolering of kabels, is ook bekend in welk levensstadium de boom verkeert. Amsterdam is een mooi voorbeeld. De kademuren worden vernieuwd, waarbij het adagium is om de boom te behouden.
Dat lukt niet met de volle ondergrond.Gezamenlijk is nu bedacht om onder de boom een alkoof te maken waar alle leidingen en kabels doorheen lopen. Dat is voortgekomen uit integraal denken en bomen behouden.’
Wordt in het huidige beleid te weinig uitgegaan van de ecologische functies van bomen?
‘Dit is inderdaad nog maar beperkt. Het wordt wel genoemd, maar er wordt niet mee gewerkt. Het vervelende is ook dat er nog geen goede waardemeter voor gevonden is. Er zijn wel instrumenten in ontwikkeling zoals iTree, maar dat levert nog maar beperkt monetaire waarde op.
Boomkroonvolume is nu in opkomst als meetinstrument. Dat is in ieder geval een methode om de hoeveelheid groen te meten en dan mag je ervan uitgaan dat daarmee ook de ecologische kwaliteit toeneemt. Overigens klinkt het simpel. Maar boomkroonvolume is niet met een tabelletje te meten. Dat vraagt kennis van de boomsoort, groeiwijze en plaats waar de boom staat. Met een puntenwolk, wat tegenwoordig ook kan, is dit nauwkeuriger te bepalen. Maar het begin is er.’
U noemde al het vaak sectoraal werken bij gemeenten en het ontbreken van de samenhang met de andere beleidsterreinen. Wordt in het boek ook rekening gehouden met of aanbevelingen gedaan voor een integrale aanpak?
‘Vanzelfsprekend. Dit was een van de redenen om het boek te maken. Aansluiten op de taal van de straat en de ingenieurs. De grijze kant van de openbare ruimte voert toch vaak de boventoon in projecten en het groen komt erachteraan.’
In het boek wordt, toepasselijk, ook een beslisboom genoemd als beleidsinstrument. Hoe kunnen gemeenten die gebruiken?
‘De beslisboom helpt boomeigenaren bij besluiten over het behouden, verplanten, herplanten, kap en compensatie. Een stroomschema zegt vaak meer dan duizend woorden. Onlangs las ik nog dat er in mijn eigen gemeente een kapaanvraag werd ingediend om een bouwkeet te kunnen plaatsen. Dan vraag je je toch af wie dit durft aan te vragen. Die keet staat er een paar maanden en we gaan een jarenlange investering om zeep helpen. Dat moet echter anders kunnen.’
Het is niet allemaal kommer en kwel, neem ik aan. Kunt u gemeenten noemen die positief scoren als het gaat om bomenbeleid?
‘Camiel Versluis, de auteur van het boek, heeft veertig bomenbeleidsplannen doorgenomen. Er hebben zes gemeenten meegewerkt aan het boekje. Die zetten hun beste beentje voor. Er zijn veel positieve uitzonderingen, waaronder de gemeenten Wijdemeren en Apeldoorn goede voorbeelden zijn.
Wat is voor u de belangrijkste aanbeveling in het boek?
‘Ga het gesprek aan met de collega’s die actief zijn in de openbare ruimte. Praat elkaars taal en zorg dat de waarde van de boom ook tussen de oren van collega’s en colleges komt te zitten. Ik merk het ook bij Groenkeur-bedrijven waar een groen- en infratak aanwezig is. Die collega’s houden buiten rekening met elkaar.
Ze gooien geen puin en zand meer in de groenstrook, omdat ze weten dat hun collega daar straks aan het werk moet. Waar we op infrastructurele werken afschrijven, kunnen we bij bomen opschrijven. Als je dat weet uit te leggen aan het college, de gemeenteraad en collega’s, komt er een andere kijk op de boom.’