Het organiseren van grote gebiedsontwikkelingen, ook in de bestaande stad, vraagt volgens de gemeente Almere om een Masterplan Ondergrond waarin ondergrondgegevens de basis vormen. Het masterplan biedt via een 3D-model inzicht in stedenbouwkundige ontwerpen, voor zowel nieuwe ontwikkelingen als bestaande stedenbouw. Almere hoopt het document in het derde kwartaal van 2024 te presenteren.
‘Ondergrondgegevens bieden inzicht in wat de beste plekken zijn voor bepaalde functies van de stad, aldus Paola Huijding, projectdirecteur voor Almere Pampus. De ondergrond is onherroepelijk met de bovengrond verbonden, stelt zij. Niet elke type bodem leent zich namelijk voor bebouwing of het vasthouden van regenwater.
Hierop kunnen anticiperen scheelt later in het proces in bouw- en faalkosten en maakt gebiedsontwikkelingen klimaatrobuuster, legt ze uit. ‘We willen onze keuzes boven de grond beter kunnen onderbouwen’.
‘Wat we in dit Almeerse project uitvogelen, kan een groot voorbeeld zijn voor andere locaties’, meent Huijding. Ook voor bestaande stedelijke gebieden kan een 3D-model van de ondergrond helpen berekenen of diverse functies op de juiste type grond staan.
Adviezen over de inrichting van de stad en de plaatsing van woningen, parken en voorzieningen hoeven volgens de projectleider en adviseur Geodata geen educated guess meer te zijn. Huijding: ‘Onze belangrijkste doelstelling met het masterplan en het model is om Almere Pampus toekomstbestendig te maken, een plek waar je veilig kan wonen en werken.
Gebiedsbiografie
De gemeente Almere doorliep een intern traject met veertien gemeentelijke teams vanuit uiteenlopende disciplines om na te denken over hoe het stadsdeel Almere Pampus toekomstrobuust in te richten. Uit de gesprekken werd geconcludeerd dat er binnen de gemeente te weinig data beschikbaar is over de ondergrond. Voor dit vraagstuk schakelde Huijding adviseur geodata John Kohschulte Brokhaus in.
Kohschulte Brokhaus is naast adviseur voor de gemeente ook coördinator voor de Basisregistratie Ondergrond, een centrale registratie met publieke gegevens over de Nederlandse bodem dat in 2018 in het leven is geroepen. Overheden leggen voor dezelfde objecten dezelfde, betrouwbare, algemene gegevens vast op één centrale, digitale plek. Op basis van de datasets kunnen rekenprogramma’s en modellen ontwikkeld worden.
In de BRO en in de Data en Informatie van de Nederlandse Ondergrond (DINO) is gekeken naar onderzoeken en daaruit verkregen gegevens over het ontwikkelgebied van Almere Pampus. Met de geschiedenis van het gebied en de ondergrond is door bureau Geodan een gebiedsbiografie opgesteld. Daarnaast hielp Wiertsema & Partners bij het toevoegen van digitale sonderingsdata in de BRO uit het gemeentelijk archief. Het TNO en het ministerie van BZK ondersteunen het project eveneens.
Vanaf oktober 2023 beschikt Almere namelijk over een geoTOP-model van Zuid-Flevoland: een driedimensionaal model van de ondergrond in ‘tegels’ met lagen van in totaal vijftig meter diep en honderd bij honderd meter in oppervlakte. Het model laat nu al grofweg zien welke gebieden zich lenen voor hoog- en laagbouw (de draagkracht van de ondergrond), waar infrastructuur kan komen te liggen en hoe de energievoorziening geregeld kan worden. ‘Het helpt ons enorm om rekening te houden met welke functies in welke delen van het stadsdeel het beste kunnen landen’, aldus Huijding.
Kansen
Ook de plaatsing van sociale functies in de openbare ruimte kan worden bepaald op basis van ondergrondgegevens. Zo geeft de staat van de ondergrond goed aan waar de woningbouw de natuurontwikkeling niet in de weg zit. ‘Dan gaat het dus in essentie over waar je je scholen en ziekenhuizen het liefst neerzet, bijvoorbeeld dichtbij parken’, zegt Kohschulte Brokhaus.
Door goed naar de ondergrond te kijken, is beter in te spelen op de eigenschappen die zich lenen voor specifieke functies in de stad. Volgens de adviseur geodata biedt de natuur op verschillende plekken specifieke kansen voor stadsnatuur of infrastructuur. ‘Het zou goed kunnen zijn dat er op veel plekken huizen zijn gebouwd terwijl de bodem op deze locaties zich uitermate leent voor waterberging of klimaatadaptieve natuurontwikkeling.’
Digital twin ondergrond
Op dit moment zijn de tegels, zoals Kohschulte Brokhaus de rasters in het 3D-model omschrijft, nog te grofmazig. ‘In gebieden zoals Almere Pampus wil je eigenlijk tegels van 25 bij 25 meter oppervlakte, om zo te zien hoe je een weg zou moeten leggen. En daar zijn meer metingen voor nodig.’ Dat veldonderzoek zou bestaan uit sonderingen en boringen, een operatie die om veel investeringen vraagt. Huijding en Kohschulte Brokhaus kijken daarbij naar de landelijke overheid.
Zij hopen in de komende jaren daarnaast een digital twin, een digitale kopie van de ondergrond, te ontwikkelen waarin potentieel de impact van ruimtelijke projecten getoetst kan worden in simulaties. Hiermee zouden effecten over tientallen jaren zichtbaar worden.