Groot stelt dat veel gemeenten in de meeste raadsbrieven en -besluiten vooral aandacht schenken aan procedures als locatiebepaling, financiering en de voorwaarden waaraan wel of niet moet worden overgegaan bij de plaatsing van flexwoningen.
‘Meestal worden in die stukken standaard statushouders, vluchtelingen en jongeren met een urgentie verklaring genoemd als doelgroepen, maar daarmee verworden flexwoningen tot een soort duizend dingen doekje’, zegt Groot. ‘Het is, zeker bij kwetsbare doelgroepen, óók belangrijk dat je oog hebt voor wie je gaat huisvesten en wat die mensen nodig hebben.’
Volgens de wetenschappelijk medewerker van PBL ontbreekt bij gemeenten ook de context over wat er gaat gebeuren met de bewoners als over pakweg tien jaar de exploitatietermijn voor de geplaatste flexwoningen voorbij is.
‘Daar geven veel gemeenten in hun plannen geen helder antwoord op. Met dit deel van het onderzoek willen we een in beeld krijgen wat de mogelijkheden zijn voor mensen om door te stromen naar de normale woningvoorraad. Ook onderzoeken we hoe zij het wonen in flexwoningen ervaren.’
In de eerste aflevering stelde Anita Nijboer, partner/advocaat omgevingsrecht bij SIX Advocaten, dat gemeenten de kruimelregeling moeten inzetten voor het versneld transformeren van kantoren, schoolgebouwen en kerken, in plaats van de bouw van flexwoningen.
Er valt volgens Groot iets voor te zeggen dat gemeenten mensen tijdelijk laten wonen op een toekomstige gebiedsontwikkelingslocatie, zoals in het geval van Hilversum.
‘Daar staat tegenover de vraag of de mensen uiteindelijk weg moeten of een huis krijgen aangeboden op de bewuste locatie. Over dat stukje aansluiting is nog altijd veel onduidelijkheid en discussie.’
In de vorige studie van PBL was Lelystad een goed voorbeeld waar de gemeente en de woningbouwcorporatie in het flexproject ‘Lars en Lily’ een totaalafspraak hebben gemaakt, waarin gewerkt wordt aan permanente oplossingen voor flexwoningbewoners.
Lelystad toont voordelen flexwonen
‘Het idee hierachter is dat zij de mogelijkheid krijgen om door te stromen naar sociale huurwoningen die in de tussentijd gebouwd gaan worden’, zegt Groot.
Zij stelt dat het project in Lelystad de voordelen laat zien van tijdelijke huisvesting. ‘Ze kunnen sneller worden neergezet dan een complete woonwijk.’
Bovendien erkent een gemeente volgens Groot dat mensen, die tijdelijk worden gehuisvest, op de langere termijn een permanente woning nodig hebben. ‘Het is dan in ieder geval fraai dat je dan ook iets probeert te bieden.’
In het vervolgonderzoek stelt PBL woningcorporaties opnieuw de vraag of de kansen en de belemmeringen op het gebied van flexwonen nog altijd hetzelfde zijn ten opzichte van het eerdere onderzoek.
‘Uit onze eerste bevindingen blijkt dat corporaties veel ambities hebben op het gebied van flexwonen. Tegelijkertijd zijn de belemmeringen uit het eerdere rapport nog altijd niet weggewerkt.’
‘Vooral het vinden van geschikte locaties blijft lastig in de praktijk evenals de beperkingen die voortkomen uit de over het algemeen korte exploitatie-termijn van flexwoningen’, zegt de onderzoeker.
Het PBL vindt dat de keuze voor flexwoningen – net als bij gewoon wonen – vooral lokaal maatwerk moet zijn, zegt Groot.
‘Ze moeten passen en het is belangrijk hoe woningen zich verhouden tot permanente woningbouw. Ik denk ook als corporaties en gemeenten moeten kiezen tussen flex- of permanent, de laatste optie altijd zou moeten winnen.’
De woonvraag is niet tijdelijk en het standpunt van de gemeente Leidschendam-Voorburg is volgens Groot herkenbaar om - na uitgebreid onderzoek – uiteindelijk te kiezen voor permanente woningen in plaats van flexwoningen.
'Het snel inzetten op flexwoningen is zeker niet een illusie'
De verleiding om voor tijdelijke woningen te gaan wordt groter voor wooncorporaties door de subsidies die eraan gekoppeld zijn.
Mismatch in flexwoningen Rijk
Het Rijk probeert de realisatie op alle mogelijk manieren aantrekkelijk te maken voor gemeenten door zelf ook een order te plaatsen voor de aanschaf van flexwoningen, zodat verhuurders deze zonder wachttijd af kunnen nemen.
‘In de praktijk blijkt nu dat deze bestelde woningen niet helemaal aansloten bij de lokale vraag. Dan is er toch sprake van een bepaalde mismatch van wat op rijksniveau bedacht wordt en hoe gemeenten en corporaties daar dan uiteindelijk handen en voeten aangeven.’
Het snel inzetten op flexwoningen is zeker niet een illusie, maar het is volgens Groot absoluut geen silver bullet die het woningtekort zal verzachten. ‘Op sommige plekken kan het iets toevoegen, maar op heel grote schaal, zien we het niet zo snel gebeuren.’