Onderstaand artikel stond eerder in aangepaste versie in het vakblad Stedelijk Interieur, de editie van juni. Interesse in meer informatie of wilt u zich direct aanmelden voor een abonnement? Klik hier voor meer informatie.

In Hilversum lopen momenteel twee projecten waarbij fietsenstallingen ondergronds gaan. Een derde project komt eraan. Door het aanbieden van centrale en ondergrondse stallingen hoopt de gemeente Hilversum haar inwoners en bezoekers uit te nodigen om gezonder en milieuvriendelijker van A naar B te reizen.

‘Als meer mensen gaan fietsen, helpt dat ook de verkeersdoorstroming in de stad’, benadrukt wethouder Arno Scheepers (VVD), met in zijn portefeuille onder meer economie, cultuur, grondbeleid én openbare ruimte. Evident is dat met ondergrondse stallingen in het straatbeeld ruimte overblijft voor meer openbare ruimte en binnenstedelijke inbreiding, vult hij aan.

Aanwijzingsbesluit

In 2018 startte de gemeente met een fietsenstalling in het stadscentrum. De aanleiding was een wildgroei aan fietsen, wat leidde tot verrommeling en onveilige verkeerssituaties in straten en op pleinen. Scheepers: ‘Straten waren soms volledig dichtgebouwd, wat een obstakel vormde voor bijvoorbeeld hulpdiensten die vrij baan nodig hadden’.

De gemeente Hilversum wil het fietsparkeren meer structureren en kwam met een aanwijzingsbesluit waarmee fietsen enkel binnen fietsenrekken geplaatst mogen worden. Als alternatief gaf zij opdracht voor de bouw van een overdekte fietsenstalling aan de Herenstraat ten zuiden van het winkelgebied. De uitgang wijst in de richting van het stadscentrum, zodat bezoekers direct door kunnen lopen.

De gemeente heeft een langjarig huurcontract lopen met de exploitant. De fietsenstalling is al drie jaar een succesvolle locatie. Volgens Scheepers is in de omgeving te zien dat de kwaliteit van de openbare ruimte erop vooruit is gegaan.

‘Om fietsers niet af te schrikken om met andere vervoersmiddelen de stad in te komen, bieden we hen een volwaardig alternatief.’

Stationsgebied

Het tweede project dat fietsers moet stimuleren om met de fiets naar het centrum te blijven komen, ligt in het stationsgebied. Aan de centrumzijde van dit ov-knooppunt wordt herontwikkeld. Een nu nog enigszins desolate betonnen vlakte moet een dynamische plek worden met een combinatie van woningen, ruimte voor werken en vergroening. Ondergronds wordt alvast gewerkt aan een fietsenstalling met 5.000 plekken, waarvan 500 deelfietsen.

De fietsenstalling krijgt een ‘Schiphol-achtig roltrap’ die fietsers naar binnen leidt. Via het bekende passysteem van andere stallingen rond treinstations komen zij binnen in een volgens de wethouder mooie en uitstekend toegeruste berging. Een ondergrondse, directe verbinding met het spoor maakt de overstap van fiets naar trein gemakkelijk en snel. 

In het stationsgebied is misschien nog het meest duidelijk waarom Hilversum kiest voor ondergronds fietsparkeren. Rond het station komt nu nog veel wildparkeren voor. Daar is nu nog plek voor, zegt Scheepers, maar met de inbreidingsplannen in het gebied straks niet meer. ‘Om fietsers niet af te schrikken om met andere vervoersmiddelen de stad in te komen, bieden we hen een volwaardig alternatief.’

Een derde en vierde locatie zitten nog in het vat. Samen met ProRail en de NS wordt nagedacht over 2.000 extra fietsparkeerplekken aan de oostelijke zijde van het station. De gemeentelijke bieb gaat verhuizen naar een andere, nog nader te bepalen locatie. De gemeente hoopt binnen een jaar duidelijkheid te krijgen over de mogelijkheden om op de oude locatie fietsen ondergronds te kunnen stallen.

Maatschappelijk rendement

Voor een fatsoenlijke fietsenstalling is veel ruimte nodig. In en rondom het stadscentrum is dat, in het licht van steeds meer ruimteclaims en veel binnenstedelijk inbreiden, ingewikkeld. Daarom wordt in sommige steden zoals Utrecht ook voor inpandige fietsenstallingen gekozen. Scheepers: ‘De oplossing ligt strikt genomen niet altijd ondergronds als je meet kwaliteit in het straatbeeld wilt hebben. Soms moet je dan wel een van de plinten opofferen.’

Over de financiële afweging zegt Scheepers: ‘Ik kan gerust stellen: ondergronds bouwen was enorm duur en het is er de laatste jaren niet goedkoper op geworden, Voor de exploitatie van de fietsparkeerplaatsen in Hilversum moet gedacht worden aan enkele tonnen per jaar en ongeveer evenveel voor de inrichting.’

Bij de fietsenstalling in het stationsgebied draagt de gemeente ‘dik twintig miljoen euro’ aan investeringskosten. Niet alle gemeenten zullen die financiële draagkracht hebben. Afschrijvingslasten en huidige renteprijzen drukken op de gemeentelijke begroting, vertelt de wethouder. In veel gevallen is de enige manier dan ook om op zoek te gaan naar Rijksgeld. ‘Voor de fietsenstallingen in het stationsgebied krijgen we een forse subsidie van 14 miljoen euro. De landelijke overheid vindt het belangrijk dat knooppunten goed functioneren, vandaar dat ze er in willen investeren.’

Het financiële rendement is dan ook in vrijwel alle gevallen negatief, stelt Scheepers. Daar staat tegenover dat het maatschappelijke rendement van ondergronds parkeren heel hoog ligt. ‘Je biedt de fietser in je stad alle ruimte om veilig en gratis te parkeren. En je krijgt er bovengronds ook wat voor terug. Dat is wat we willen bereiken.’

De hoge kosten van het aanleggen van ondergrondse fietsenstallingen zouden mogelijk nog te temperen zijn met de keuze voor commerciële faciliteiten in de fietsgarages. Maar in Hilversum zien ze dat dit amper effect heeft. ‘Als gemeente wil je dat fietsers gratis kunnen parkeren. Als je geld gaat vragen, schrikt dat hen af. Dan bouw je een garage zonder dat die gebruikt wordt.’

Ook het toevoegen van pakketophaalpunten en fietsenreparatiehoeken zorgen er niet voor dat het aanleggen of exploiteren financieel veel aantrekkelijker wordt. ‘Het zijn vooral extra functionaliteiten die bezoekers van de fietsenstalling helpen in hun bezoek aan de stad. In de Herenstraat kun je naast het stallen van je fiets ook een buggy of rollator huren. Maar echt veel terugverdienen doe je er niet mee.’

‘Als het kan, doen!’

Wethouder Scheepers waagt zich niet graag aan generieke adviezen over het wel of niet bouwen van ondergrondse fietsenstallingen. Wel spoort hij collega-wethouders aan om serieus te onderzoeken of het in hun eigen gemeente mogelijk is. ‘Als het kan, adviseer ik om het zeker te doen. De voordelen voor het straatbeeld en de leefbaarheid van de stad zijn overduidelijk.’

Gemeenten die ondergronds fietsparkeren overwegen, doen er volgens Hilversum wellicht verstandig aan om te starten in hun stationsomgeving. De centrale ligging, onder een al bestaand ov-knooppunt, maakt het een logische plek om fietsen onder straatniveau te bergen. Dit schept ook mogelijkheden om de exploitatie in handen te leggen van mobiliteitspartijen als ProRail en de NS.

En misschien wel het belangrijkste: het combineren van fietsparkeren en grootschaligere projecten, zoals de herinrichting van de stationsomgeving van Hilversum, maakt het eenvoudiger om aanspraak te maken op Rijkssubsidies. ‘Zo maak je werk met werk’, zegt Scheepers.

‘Houdt bovendien sterk rekening met de toekomstbestendigheid van de fietsparkeergelegenheden’, vervolgt de Hilversumse wethouder. ‘Hoeveel fietsen wil je er kwijt? Zorg ervoor dat je rekening houdt met de mogelijke groei van je gemeente, om te voorkomen dat de fietsenstalling niet al bij de opening te krap uitvalt.’

Een wat minder in het oog springend risico bij het bouwen van ondergrondse fietsparkeergarages is de kans dat zulke tonnenkostende projecten onvoldoende gebruikt zullen worden. In Hilversum leidde de transitie van willekeurig parkeren op straat naar parkeren ondergronds tot aardig wat weerstand, weten Scheepers en collega’s te vertellen. Het vergt een grondige gedragsverandering.

Scheepers haalt nogmaals het voorbeeld van de fietsenstalling in de Herenstraat aan. Deze is vijf jaar geleden aangelegd, maar pas drie jaar geleden is het ondergronds parkeren daar gewoongoed geworden. ‘Fietsers zijn gewoontedieren, hen overtuigen om hun fiets in aangewezen fietsparkeer[1]plekken te zetten, is nog de grootste hobbel.’