De gemeente Leidschendam-Voorburg onderzocht met woningbouwcorporaties WoonInvest en Vidomes vijf locaties die geschikt zouden zijn voor de bouw of verbouw van 25 of meer flexwoningen met ruimte voor minimaal 200 huurders. 

Volgens wethouder Bianca Bremer (GBLV) was de verwachting dat tijdelijke woningen een prima optie zouden zijn om inwoners en spoedzoekers snel een betaalbare woning te bieden. ‘In de praktijk zitten daar behoorlijk aantal haken en ogen aan’, zegt de wethouder.  

In een brief aan de gemeenteraad schrijft Bremer dat de businesscase voor flexwoningen ondanks de financiële rijksbijdragen in veel gevallen niet is dicht te rekenen zonder forse gemeentelijke investeringen. De bijdrage vanuit het Rijk was voor de gemeente Hilversum recent onder andere reden om te kiezen voor de versnelde bouw van 400 flexwoningen.   

Hoge kosten bouwrijp maken 

Volgens Bremer komt dit door de hoge kosten voor het bouw- en woonrijp maken en de korte exploitatietermijnen. Ook de herplaatsingsgarantie van flexwoningen van het Rijk biedt onvoldoende soelaas. 

‘De uitwerking van de regeling is onzeker en kan niet zonder risico worden doorgerekend in de businesscase’, zegt de wethouder die aangeeft dat het college de kansen voor flexwonen blijft verkennen. 

Alternatief plan woningcorporaties 

Na het onderzoek presenteerden de woningcorporaties als alternatief voor de tijdelijke woningen een plan voor definitieve woningbouw en de verbouw van twee locaties tot permanente woningen. 

In Stompwijk, onderdeel van de gemeente Leidschendam-Voorburg, worden versneld op twee locaties sociale huurwoningen gebouwd volgens een standaard ontwerp en bouwplan. Volgens de gemeente is dit plan haalbaar. In de loop van volgend jaar wordt gestart met de bouw.  

In Leidschendam-Voorburg is wooncorporatie WoonInvest van plan om twee locaties, een wijkcentrum en een kinderdagverblijf, te verbouwen tot eenkamerwoningen.  

‘Alles bij elkaar is dit een mooie stap om zo snel mogelijk meer sociale huurwoningen beschikbaar te krijgen in de gemeente’, zegt Bremer.