Dit artikel verscheen eerder in ROm. ROm is het vakmagazine over ruimtelijke ontwikkeling en de fysieke leefomgeving en gratis voor ambtenaren en bestuurders-politici in dat beleidsdomein. Meld u hier aan voor een thuisabonnement voor het maandelijkse papieren of digitale magazine.

Op het hoofdkantoor van Stedin aan de Blaak in hartje Rotterdam gonst het van activiteit. De netbeheerder in het grootste deel van de provincie Zuid-Holland, en in Utrecht en Zeeland is razend druk met de uitbreiding van het stroomnetwerk om de energietransitie te faciliteren.

Dat doet ze in veel gevallen samen met TenneT, die verantwoordelijk is voor het landelijke hoogspanningsnet. Stedin zorgt voor aftakkingen en stroomvoorzieningen naar de afnemers; zowel bedrijven als huishoudens.

De opgave is enorm, zegt Jort Kuipers, hoofd Ruimte en Recht bij Stedin. ‘Je moet denken aan een paar honderd nieuwe stations op de hoofdlijnen, zeg maar de stroomsnelwegen, alleen al in onze regio. Elk met een ruimtebeslag van 2.000 tot 15.000 vierkante meter.’

De transportleidingen zelf liggen grotendeels onder de grond en ook dat heeft gevolgen voor andere ruimtegebruikers. ‘De stations voeden het laagspanningsnet dat via een middenspanningstation in het dorp, de wijk en op het bedrijventerrein naar de afnemers gaat’, legt Kuipers uit.

Met de opmars van digitale datastromen, zonnepanelen op daken, zonneparken, windmolens, warmtepompen en laadpalen voor elektrische voertuigen moet dat net in capaciteit verdrievoudigd worden, geeft hij aan.

‘Daarvoor zijn een paar duizend nieuwe middenspanningstations nodig, van pakweg twee bij drie vierkante meter of vijf bij vijf vierkante meter en ruimte er omheen’. En daar wringt de schoen.

Terwijl de ambities voor de energietransitie door het kabinet steeds scherper worden gesteld, is de ruimtelijke inpassing niet meer zo vanzelfsprekend als die in het verleden was. Er zijn meer ruimtevragers. Gemeenten moeten de inpassing faciliteren en dat gaat op heel veel plekken niet zo snel.

Ruimteclaims

Op alle overheidsniveaus blijkt het een grote uitdaging om te bedenken wat de ruimtelijk consequenties zijn van het energiesysteem van de toekomst, in het bijzonder hoe je die nieuwe voorzieningen een plek geeft tussen de andere ruimteclaims.

De implementatie en de planvorming die gepaard gaat met de energietransitie is een ‘majeure opgave’, vooral omdat het er een is naast al die andere ambities, vat Johan Fuite, werkzaam bij Antea Group, het samen.

‘Net zo goed als dat je bij de planning van een woonwijk nadenkt over bereikbaarheid en ontsluiting voor verkeer, is het nu nodig om de duurzame energievoorziening daarin mee te nemen.’

‘Energie is in onze beleving een publiek gemeengoed, maar het besef dringt door dat het niet vanzelf goed komt. Het vraagt echt een integrale ruimtelijke afweging op heel veel plekken. En het vraagt een visie op hoe je dat programmatisch allemaal met elkaar gaat organiseren.’

Fuite verwijst naar de twee door het Rijk recent benoemde sturende principes voor ruimtelijke inrichting van ons land: water en bodem. ‘In feite kun je daar de energietransitie bij zetten. Want dat is de enige manier om ervoor te zorgen dat we uiteindelijk die klimaatdoelen halen.’

'Energie was geen ruimtelijk vraagstuk … nu wel'

Overheden én energiebedrijven, later na de opsplitsing kwamen daar de netbeheerders bij, hebben er nooit zo bij stilgestaan. ‘Energie was geen ruimtelijk vraagstuk. Het was veel meer een economische en technische kwestie’, constateert Arjan Raatgever, die als adviseur bij TwynstraGudde gemeenten begeleidt bij de energietransitie.

‘Energiecentrales, opwerkingsstations, hoogspanningsmasten; het hoorde er gewoon bij, om het maar zo te zeggen. Pas met de opmars van duurzame energie is dat veranderd. Bovendien is de samenleving veranderd: mensen zijn mondiger geworden, verzet tegen ruimtelijke ingrepen neemt toe.’

Voor energiemaatschappijen en netbeheerders is het een betrekkelijk nieuw terrein dat ze betreden. Ze moeten veel meer proactief opereren, aangeven waar ze knelpunten verwachten en daarop anticiperen. Bovendien moeten ze wennen aan de veelheid van belangen waar je mee te maken hebt als je beslag legt op de ruimte.

De energietransitie is een integraal planologisch vraagstuk geworden, waarbij de druk toeneemt. Kuipers van Stedin verwijst naar het beleid van het kabinet om de verduurzaming van de woningen en het elektrificeren van de auto op te schalen.

‘Er komt inmiddels aardig wat op ons af, en het moet allemaal steeds sneller. Ik heb laatst eens berekend dat, willen we aan alle vraag kunnen voldoen, dan moeten we de komende jaren elke dag een bestaand distributiestation, ofwel een hoogspanningsstation aanpakken dan wel een nieuwe bouwen. Binnen nu en tien jaar moet bijna ieder hoogspanningsstation aangepakt worden. Als de ruimte hiervoor niet toereikend is, wordt hiervoor een nieuw station gebouwd.’

Nieuw middenspanningsstation. 'Duizenden moeten er bij komen'. Foto: Stedin

Omgevingsmanagement

Bij Stedin zijn ze zich, naar eigen zeggen, bewust van wat het vraagt om ruimtelijke processen te managen en welke kansen er liggen om daarbij opgaven met elkaar te verbinden.

‘Wij zetten sterk in op omgevingsmanagement, zeker met het oog op de Omgevingswet. Binnen Stedin hebben we de afgelopen jaren meerdere omgevingsmanagers aangenomen, zowel om voor de bovengrondse als ondergrondse infrastructuur de ruimtelijke planvorming voor te bereiden.’

‘We hebben deze deskundigen nodig om dat te begeleiden. Wat dus ook betekent dat we meedenken over hoe je de omgeving betrekt en de participatie opzet op het moment dat je een locatie op het vizier hebt.’

De grootste bottleneck zit niet bij de participatie. Dat is de vertraging die optreedt zo gauw je met de gemeente om de tafel gaat, geeft Kuipers aan. Hij vertelt dat veel gemeenten niet direct de noodzaak zien van het elektriciteitsnet op orde hebben als het gaat om het faciliteren van de energietransitie.

‘De afdeling vergunningverlening, toezicht en handhaving, waar wij vanouds mee te maken hebben, heeft vaak geen antwoord op de hoeveelheid vragen. Er is daardoor grote kans dat de vergunningaanvraag op de stapel komt te liggen. Als je dan terechtkomt bij ruimtelijke ordening en grondzaken, merk je dat de verschillende gemeentelijke afdelingen niet op één lijn zitten.’

'De afdeling vergunningverlening, toezicht en handhaving heeft vaak geen antwoord op de hoeveelheid vragen'

Een omgevingstafel, zoals die met de Omgevingswet zou moeten gaan functioneren, waar de verschillende gemeentelijke afdelingen aan zitten met de initiatiefnemer en belanghebbenden, zal een hele verbetering zijn, meent Kuipers. Hij vraagt zich echter af of gemeenten daar wel klaar voor zijn. ‘Ik maak mij nog niet eens zoveel zorgen over het digitale stelstel. Wel over het tekort aan deskundigheid en ervaring met de complexiteit van de ruimtelijke opgaven.’

Deskundigheid

Adviseurs als Johan Fuite van Antea Group en Arjan Raatgever van TwynstraGudde herkennen de knelpunten die de bronnen bij Stedin schetsen.

Fuite werkt in het Rotterdamse havengebied aan de uitbreiding van verschillende stations en heeft voor Stedin meegewerkt aan een quickscan voor 25 nieuwe locaties. De vraag naar mensen zoals hij is de laatste tijd omhooggeschoten, zo sterk zelfs dat ze de aanvragen amper aankunnen.

‘Dit vraagt toch specifieke kennis. Je moet snappen hoe het energiesysteem in elkaar zit, wat de impact op de ruimte gaat worden en welke marsroute je nodig hebt om te zorgen dat die ambities kunnen worden waargemaakt.’

Het laatste zegt hij met nadruk. ‘Naast vakkennis heb je vooral inzicht nodig in de instrumenten die je kunt inzetten om de doelen te bereiken. Ik merk dat overheden en netbeheerders daar momenteel grote behoefte aan hebben.’

Daarom is hij binnen Antea Group bezig met een intern opleidingstraject voor energieplanologen. ‘Ik ben nu zover dat we een expertteam hebben van ongeveer tien mensen die bij deze materie echt toegewijd zijn. We houden er rekening mee dat er over een tijdje drie tot vier keer zoveel mensen nodig zijn binnen ons bedrijf. Het gaat razendsnel met de energietransitie.’

'Of je nou aan toelatingsplanologie of aan uitnodigingsplanologie doet, je hebt altijd zo’n kader nodig om aan te toetsen'

Er moet ineens heel veel, signaleert ook Raatgever. ‘Terwijl de meeste gemeenten helemaal geen kaas hebben gegeten van energie-infrastructuur. Dat hoefde ook niet, want dat was het domein van de netbeheerders. Maar de tijden zijn veranderd.’

Overheden zijn verantwoordelijk voor goede ruimtelijke ordening en goed opdrachtgeverschap. De inpassing van energie-infrastructuur valt daaronder en daar moet je dus een duidelijk ruimtelijk kader voor hebben én ervaring met de ro-instrumentenkoffer.

‘Of je nou aan toelatingsplanologie of aan uitnodigingsplanologie doet, je hebt altijd zo’n kader nodig om aan te toetsen. In het eerste geval kun je dan heel makkelijk ja of nee zeggen tegen een vergunningaanvraag. Bij het tweede is de ruimtelijke afweging ingewikkelder en moet je bij wijze van spreken met duizend aspecten rekening houden. Dat kost superveel tijd en geld, en je hebt capabele mensen nodig’, zegt Raatgever.

Daarom laten de meeste gemeenten het op z’n beloop tot er een initiatiefnemer komt die bijvoorbeeld zelf al een deal met een boer heeft gesloten voor een windmolen of zonnepark op zijn land, signaleert de adviseur. ‘Dat gaat in principe veel sneller en is nu de norm in Nederland. Het dilemma is dan wel dat daar geen visie onder ligt dat als kader dient.’

Het spel is nu op de wagen, verwacht hij. ‘Provincies hebben een actievere rol gekregen én die pakken ze ook. De netbeheerders en het Rijk zelf zijn bezig met hun rol bij de realisatie bij nieuwe infrastructuur. Dat had veel eerder moeten gebeuren natuurlijk, maar het gaat de goede kant op.’